United States or Denmark ? Vote for the TOP Country of the Week !


Joa, 't zal wel moeten," dacht nu ook Leontientje; en zij vroeg pen en papier om aan haar vader te schrijven. Belzemien trok met Coben en Standje even buiten, terwijl het meisje haar brief aan 't opstellen was. Wa zoên we nou wel keunen doen om heur t' amezeeren?" vroeg de oudste broer knipoogend.

Haar groote zwarte oogen zetten zich boos uit, haar breede mond ging al vast weigerend open... maar 't leek als 't ware sterker dan haar wil: 't hoofd knikte onwillekeurig "ja" en zelve wees zij den weg, haastig in haar verbluftheid stotterend: Joa joa... 't es goed,... maar wacht ne kier... 'k zal e-kier moete zien of er niets 'n mankeert." Standje liet het zich geen tweede maal herhalen.

"Es 't zeker da g' ons álles gegeven hèt?" roept een autoritaire stem. "Joa 't meniere, joa 't meniere! Op mijn woord van iere!" antwoordt de man. "Prosit! Prosit!" lachen de burgerwachten van verre, enkele flesschen in de hoogte houdend. Het licht gaat uit en het karretje verdwijnt met het geklikklak zijner leege lading in de duisternis.

"O joa ik, mevreiwe, joa ik; en 'k zal alle doagen onze lieven Hiere bidden omdat Hij ou toch genezen zoe," zuchtte Rozeke met hikken in de stem. De zieke dankte met een langen, stillen blik van liefde en als een doode vracht zag Rozeke haar in het wagentje naar boven dragen, terwijl zij zelve snikkend heenging.... Dit was de laatste maal dat zij haar buiten zag.

Nog al verbaasd en misschien wel een ietsje geërgerd over Fonske's durf, keek Sylvain naar hem op. Maar meteen voelde hij zich gevleid dat het buitenkind zoo nederig zijn hulp inriep, en, na een oogenblikje aarzeling, antwoordde hij, flegmatisch-kortaf, als naar gewoonte: Misschien. Hèt-e wat? Joa joajik, verzekerde Fonske.

Joa 't, mejonkvreiwe, 't es lijk of hij zegt, meende Fonske's moeder gewichtig te moeten beamen. Een deur ging open en Van Belleghem kwam binnen: groot, dik, rood, met zwarte snor en opgeblazen kop, die van heel wat zondag-borreltjes en potjes bier scheen te getuigen.

"Hawèl, joa, Ivo jongen, plant er gij eirdappels," knikte zij. "En de zure misch achter den bosch, bezinne? Zoên we nou ne kier probeeren mee d'r wa semiek op te streuien, of zoên w' hem nog 'n joar loate liggen lijk of hij es?" Opnieuw vertrok zich haar pijnlijk bleek gezicht van aarzeling en twijfel. "Wa peist er gij van?" vroeg ze voor de tweede maal.

"Het meisje en de knecht zal Armand voor veel geld tot zwijgen uitkoopen," weerlegde de jonkvrouw. "Joa moar de geburen! de geburen!" "Die zullen het niet merken, die wonen hier niet zoo dicht bij. Ik kom door het veld gewandeld met mijn hond, zooals ik dikwijls doe, en hij komt langs den anderen kant, over den landweg. "Joa moar, wannier, mejonkvrouwe, wannier?

"Op wie lijkt hij?" vroeg de barones, nadat zij achter het boschje rhododendrons verdwenen waren. Rozeke aarzelde. "Zeg het maar; op hèm, niet waar?" "Joa hij mevreiwe, hij gelijkt er veel op."

Fonske voelde instinctmatig dien plotselingen afstand van verwijdering, dat werk van de afwezigheid en 't maakte hem nog bedeesder, het stolde als 't ware zijn ziel in zijn binnenste. G' hèt toch nog geschilderd, hoop ik? vroeg ze na een poos en bekeek hem even weer met een glimlach zoo innemend-vriendelijk als vroeger. O joa joajik, mejonkvreiwe, haastte Fonske zich te antwoorden.