United States or Guatemala ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ik ben heel kontent dat hij mij niet gezien heeft want ik had hem wel moeten saleweeren en wie weet of hij dat aangenaam zoude gevonden hebben? Dat zou toch een droevig dingen zijn voor de jonge mevreiwe indien hare man hem nu al ging slecht gedragen en ik durf het haast niet peinzen en toch vrees ik er voren.

"Hoe vindt g' onz' jonge dochter, mevreiwe?" vroeg hij aan de jonge barones; en toen zij hem vriendelijk had gelukgewenscht met het kind keek hij even, als onthutst, naar haar eigen zwaargeworden figuur en ging bedeesd en gegeneerd-stilzwijgend zitten. Daarbuiten op den boomgaard, galmde plotseling luid zweepgeklap en klonk de ruwe stem van Smul, die een bevel schreeuwde.

Het kón niet schooner op de wereld en in die volle harmonie van de natuur voelden zij hun zware droefheid als een wanklank dien zij nauwelijks nog zuchtend durfden uiten. "Hij ou bedrogen, e-woar, mevreiwe?" vroeg eindelijk Rozeke met aarzelende, matte stem. "Ja," fluisterde zij. En, als 't ware met een korten knak, zonk haar hoofd op haar magere borst. Rozeke kon geen woord meer spreken.

Alfons kuchte even, heel zacht en heel voorzichtig, als was hij bang voor een geduchte hoestbui en zijn bleeke lippen glimlachten met inspanning, terwijl zijn heesche stem op bijna fluisterenden toon zeide: "As 't moar 'n beetse goe weer'n blijft, mevreiwe; as ik moar weere buiten in de zonne kan goan zitten. 't Es toch zeu triestig, altijd in huis."

"En wa moet 't zijn?" glimlachte Rozeken, "'n jongentsjen of 'n meisken?" "Al wat de lieve Heer verleent zal welkom zijn, Rozeke, maar wij hopen een jongen." "'K zal d'r veure lezen, mevreiwe" beloofde Rozeke met ontroerde vroomheid.

Graag hadden zij er allen een vol bord van genomen, maar niemand durfde het zeggen: ze zaten gegeneerd te slurpen en te lepelen om er het laatste uit te krijgen, toen Cocksken, het bocheltje, de eenige die wel eens iets durfde, van over tafel naar de barones toe riep: Verdeeke, mevreiwe, da es goeje soebe; moar 't es ieuwig spijtig dat er zeu weinig van es!

Hij schudde 't hoofd, gaf eerst geen antwoord. "'K 'n kòst nie mier, 'k 'n kòst nie mier! 't Was alles goed, moar 'k moest hier weere thuis zijn," zuchtte hij eindelijk, "'t Es te verre ... 't es te vremde.... Mevreiwe zal kwoad zijn, moar 'k 'n kan 't nie helpen ... 'k gijnge ginter deud,... 'k moeste weere thuis zijn." Zij kreunde, droef-hoofdschuddend, wanhopig van verslagenheid en smart.

"Ach, zóó moogt gij tegen mij niet spreken, Rozeke," zei de barones op een toon van zoo innige droefheid en verwijt, dat Rozeke eensklaps tot de tranen er door ontroerd werd. "Pardon, mevreiwe, pardon, moar 'k ben toch zeu ongelukkig!" schreide zij, in een plotselinge uitbarsting van al haar te lang opgekropt wee.

En eindelijk, op een koud-stillen, grijs-mistigen avond hoorde ze 't: de driemaal herhaalde, in lugubere kadans galmende slagen: het bimbim ... bombom ... bambam der groote, plechtige begrafenissen. "De jonge mevreiwe zal deud zijn!" riep zij ontroerd tot Meleken, die bezig was met de luiken dicht te doen. Zij had nog willen twijfelen maar het was bijna niet mogelijk.

"Op wie lijkt hij?" vroeg de barones, nadat zij achter het boschje rhododendrons verdwenen waren. Rozeke aarzelde. "Zeg het maar; op hèm, niet waar?" "Joa hij mevreiwe, hij gelijkt er veel op."