Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 9 juni 2025
Zooveel was zeker, dat de jonge neef op een ochtend plotseling het kasteel verlaten had en er sinds niet meer was teruggezien. "Och Hiere, mejonkvreiwe, da pakt mij toch aan 't herte da 'k ou azeu zie schriemen en da 'k niets veur ou 'n kan doen," klaagde Rozeke, met innig medelijden het diep-bedroefd meisje aanschouwend.
De Engelsche kende tè weinig Vlaamsch om met de menschen een gesprek te kunnen voeren en daarom nam de jonkvrouw zelve het woord. Zij stak de hand uit naar een pakje, dat de gouvernante droeg, en gaf het met een aarzelend-bedeesden glimlach aan de moeder: As 't ou blieft, vreiwe, dat es veur de winter. O, merci, mejonkvreiwe, ge zij wel bedankt, wel duuzen keers bedankt.
Fonske vond geen woorden om te danken en kon alleen maar schuchter met het hoofd knikken, doch al zijn kameraadjes keken hem met groote oogen van heimelijk-afgunstige bewondering aan. Jonkvrouw Elvire kwam naar hem toe. Zij-de nie blije? juichte zij met stralende oogen. O joa ik, mejonkvreiwe, os ik moar 'n mag van moeder, antwoordde Fonske met een vuurkleur.
Zij was weer geheel in 't zwart gekleed, als droeg zij rouwkleeren, en haar vermagerd gezicht stond pijnlijk getrokken, met ingevallen wangen en donkere oogen van lijden en angst. Ontroerd was Rozeke opgestaan. "Kom binnen, mejonkvreiwe: zet ou 'n beetsen," verzocht zij het meisje. En met aarzelende stem durfde zij te nauwernood vragen: "Hoe goat 't mee òù? Hèt ou goed geamezeerd op reize?"
"Moar 't zal uitkomen, mejonkvreiwe! De meinschen zillen ulder hier zien komen! Ouë papa zal 't heuren en hij zal ons doen verhuizen en we zillen gereineweerd zijn!" riep Rozeke, hoe langer hoe dieper door het voorstel afgeschrikt. "Nee nee,... nee nee, dat zal niet waar zijn, dat zal niet gebeuren," verzekerde de jonkvrouw.
"Nie buiten komen, mejonkvreiwe; nie buiten komen ier da 'k ulder roepe! Mijne man es doar mee nog twie andere!" hijgde Rozeke. "Goed, we zullen wachten." antwoordde stil de jonkvrouw. "En ulder stil houên, ewoar? Da z'ulder nie 'n heuren?" "Ge moogt gerust zijn, Rozeke." "Ze goan noar de peirdstal, bezinne!" berichtte 't Geluw Meuleken. "O, gelukkig!" riep Rozeke.
Kan ons niemand hooren?" vroeg de jonkvrouw, wantrouwig rechts en links omkijkend. "Niemand, mejonkvreiwe, ge meug gerust zijn. Alfons en de knecht zijn op 't land en 't meissen stoat doarbuiten de kirn te kuischen. Moar zet ou, zet ou toch, mejonkvreiwe," drong Rozeke aan.
"O, mejonkvreiwe ge 'n meugt ou toch nie loate veroarmôen; ge moet koeroaze hên en ou beter voên," streelde Rozeke, zelve van ontroering weer schreiend. "O, da 'k toch moar iets veur ou 'n kon doen, mejonkvreiwe, gij die zelve altijd zeu goed en zeu broave veur mij geweest hét!" "Merci, Rozeke, 'k weet het, ge zijt goed," zuchtte de jonkvrouw.
Wij zijn met elkaar in correspondentie gebleven, wij zien elkaar hoe langer hoe liever, en nu is het zooverre gekomen dat wij niet langer kunnen leven zonder elkander nu en dan eens te ontmoeten. Welnu, Rozeke, gij moet mij daarin helpen!..." "Ik! mejonkvreiwe!" riep Rozeke verschrikt. "Ach ja, als 't u belieft, Rozeke, zeg toch niet neen!" smeekte de jonkvrouw, wanhopig handenwringend.
Och Hiere! schrikte Fonske. En de penseelen vielen uit zijn hand, net zooals weken te voren den kladborstel gevallen was. Zóen ze binnen komen! riep met een angststem Lisatje, die dadelijk opgesprongen was. Maar ze waren reeds binnen. "Kijk, zie, mejonkvreiwe, hier zit hij" riep Fonske's moeder, de beide jonge dames voorloodsend.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek