United States or Kenya ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hoe heet-e gij? Fonske. Fonske wie? Fonske Vermoare. Van woar zij-de? Van Meulegem. Hèt-e nog meer van die schilderijtjes? Fonske knikte. Hoevele nog wel? 'n Stik of zeven of achte. Woar zijn ze? Thuis. Keunt-e ze mij nie ne keer teugen? Fonske zweeg, wist niets te antwoorden. Zoe-de ze morgen nie ne keer willen meebrijngen? Fonske knikte.

Eindelijk verscheen vrouw Carels en vroeg van binnen: "Wie is doar?" "Ik ben het; Dorus!" Zij opende de deur met een licht in de hand. "O! zij-de gij 't; kom der in. 't Is goed, ge der zijt; ze is zoo miseroabel benauwd gewêst; 'k geloof nooit, ze 't lange mêr moaken zal; 'k ben blied, ge der bint, want 'k bin zelfs niet als te fiksch en kost toch niet sloapen goan, veur..."

Fonske vond geen woorden om te danken en kon alleen maar schuchter met het hoofd knikken, doch al zijn kameraadjes keken hem met groote oogen van heimelijk-afgunstige bewondering aan. Jonkvrouw Elvire kwam naar hem toe. Zij-de nie blije? juichte zij met stralende oogen. O joa ik, mejonkvreiwe, os ik moar 'n mag van moeder, antwoordde Fonske met een vuurkleur.

O, Bruuntje, zij-de gij Bruuntje! riep ik, haast niet kunnende gelooven. Zeker, meniere, zeker, herhaalde het ventje, nog meer verbaasd over mijn ontdaanheid dan ik over zijn bedroevende aftakeling. En in korte, stil-geresigneerde woorden, vertelde hij mij iets van zijn leven. Hij had zooveel en hard gewerkt. veel, hard, om maar een hoop geld te verdienen, zei hij.

In de stille straat kwam een meisje aan, in nette, boersche kleedij, die een brief droeg in haar hand. Zij kreeg een lichte kleur toen zij beide heeren op de stoep zag staan en, na een aarzeling, klom ze de treden op en overhandigde den omslag aan 't Barontje. Veur mij? riep 't Barontje verbaasd. As 't ou b'lieft, menier den b'ron. Wie zij-de gij? vroeg 't Barontje.

Moar Fonske, zij-de gij virrewoare geworden? vroeg jonkvrouw Elvire. En in den klank van haar stem lag als 't ware iets van teleurstelling, terwijl zij hem, met vervreemde oogen, van het hoofd tot de voeten opnam. Joajik, mejonkvreiwe, schuchterde Fonske. En goat-e gij noar de tiekenschole nie mier? Toettoet, mejonkvreiwe, alle zondagnuchtijngen.

Zet ou, mejonkvreiwe, zet ou, ieffreiwe. En zij bood stoelen aan. Het meisje en de gouvernante gingen zitten. De Engelsche glimlachte zwijgend, met schitterenden tandenmond; jonkvrouw Elvire keek naar Fonske, die bij het raampje had zitten te teekenen. Goat 't goed? vroeg ze zacht. Heel goed, mejonkvreiwe, merci, antwoordde Fonske, schuchter-blozend. Zij-de aan iets nieuws bezig?