United States or Eswatini ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij maakte excuses, had gelukkig vernomen dat de schilderijen weer naar Meulegem waren, vroeg onmiddellijk terugzending aan zijn adres. Drie dagen later ontving Fonske een tweede telegram: "Vier schilderijen verkocht samen driehonderd vijf en zeventig frank." 't Was of Fonske eensklaps gek werd.

Feitelijk was er op Meulegem een andere atmosfeer en zagen de menschen er ook anders uit, dan in dorpen die geen kasteelen hadden. Het was als iets onzichtbaars en toch alomtegenwoordigs, dat in voortdurende drukking over alles hing. De brouwer, de stoker, de steenkoolhandelaar en kruidenier waren er andere menschen dan hun confraters uit 't omliggende.

Gelukkig hét de conducteur ze gevonden en, omdat hij ou kent, z' hij weere noar Meulegem meegebrocht. Ze stoan in de stoassie. Fonske liet vallen wat viel en holde wanhopig naar huis toe. Juist kwam zijn moeder hem gansch ontsteld te gemoet, met een blauw papiertje in de hand. Och Hiere, Fons, 'n dépêche! Wa mag da zijn! 't Was van Sylvain.

En de eenige, behalve de leden der twee adellijke families, die daar niet van Meulegem kwam, was meneer de pastoor, die er glunderde en tierde en regeerde, één met den graaf en den baron, de geestelijke almacht naast en zelfs boven de wereldlijke, want èn de graaf, èn de baron behandelden hem als een gelijke en wel eens als een meerdere, die altijd met hen samenwerkte tot het vast-onwankelbaar instandhouden van wat door lange jaren van overgeleverde traditie "het" leven zelf van Meulegem geworden was.

Het was spreekwoordelijk in de streek: wanneer iemand zich niet goed recht hield, zei men, ietwat geringschattend-spottend: Komt ge misschien van Meulegem?

Daaronder lag het dorpje, en 't heette "Meulegem". Heel héél oude papieren, die vergeeld en half vergaan lagen op den zolder van 't gemeentehuis getuigden ervan, dat de molen al lange jaren bestond vóór het dorpje, waaraan hij zijn naam had gegeven. De huizen, het kerkje, de kasteelen, dat was alles veel later gekomen. Maar de bewoners wisten daar niets of slechts weinig van af.

Die langen haren, die groote hoeden, die wild-groeiende baarden, 't was alles heel ongewoon op Meulegem; de deuren vlogen in 't voorbijgaan open en Fonske hoorde duidelijk genoeg de onbehouden-nieuwsgierige uitroepingen: Wie zijn datte? Mee wie leupt Fons Vermoare doar? Ha da zijn zeker zotten!

De wisselende gang van de seizoenen, 't uitsterven van een jaar en het geboren worden van een nieuw jaar, waren mindere gebeurtenissen in het leven van de dorpelingen dan het jaarlijks gaan en komen der regeerende families; er kwam al dadelijk een andere toon in de gemeenschap; 't was of een stille sluier alles dempte en wie een tijdlang los en vrij en zonder vrees rechtop geloopen had, keek al gauw weer gedwee naar den grond en ging zijn gangen met dat eigenaardig gangetje, dat aan andere dorpsbewoners, waar geen kasteelen waren, ietwat minachtend-spottend zeggen deed: "Dat is de gang van Meulegem."

Meulegem veranderde niet: wat hun ouders en hun voorouders gekend hadden bestond nog als vroeger en niets noemenswaard was er ooit bijgekomen. 't Leek wel of Meulegem zoo ineens, op één dag, kant en klaar was neergezet en voorbestemd om altijd zoo te blijven. Er was maar één straat.

Fonske, die van zenuwachtige ontroering tweemaal vier en twintig uur bijna niet at noch sliep, zag den derden dag tegen den avond een der lakeien van 't kasteel, buigend onder 't lage deurtje, moeders huisje binnenstappen. Hij liep hem na, ontving den brief uit zijn handen. Reeds het adres was een emotie: Monsieur Alphonse Vermaere artiste-peintre Meulegem.