Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 9 juli 2025
En zoo het bestuur hem, in plaats van aan u, aan een ander gaf dan zoudt gij in het geheel niets hebben; wanneer ik hem neem, loopt gij die kans niet: gij behoeft uw hand maar uit te steken. Hij stak zijn hand in zijn zak en haalde een lederen beurs te voorschijn, waaruit hij vier zilverstukken nam, die hij rinkelend op tafel wierp.
Vlug wipte graaf Tchitchikoff weg hij had geene minuut meer te verliezen. Van Reelant haalde de schouders op, toen hij verdween. Adèle scheen hem te begrijpen. Zij glimlachte even in 't voorbijgaan, zonder naar hem op te zien. Beiden stonden een oogenblik zwijgend stil. Van Reelant had zijn hoed gegrepen, en dacht er over nog iets te zeggen, vóór hij heen ging. Adèle voorkwam hem.
Dat zag de molenaar dan ook in en hij vertelde en vertelde, zoodat een ander hoofd, dan dat van mijn oom Herse, geheel en al duizelig zou geworden zijn; en hij haalde zoovele papieren voor den dag, dat een ander er angstig van had moeten worden; mijn oom Herse was echter zeer uitpluizerig in zijne zaken; hij mocht gaarne raadsels oplossen, en touw uit de war maken; hij hoorde en las alles met geduld, maar niet met voordeel voor zijne plannen.
"Te eten en te slapen," antwoordde de reiziger. "Niets gemakkelijker dan dit," antwoordde de hospes. Maar terzelfder tijd draaide hij het hoofd om, bekeek den vreemde van het hoofd tot de voeten en vervolgde toen: "mits betalend." De man haalde een groote lederen beurs uit den zak van zijn kiel en antwoordde: "Hier is geld." "Dan ben ik tot uw dienst," zei de kastelein.
Dof dreunde het voertuig over de eikenhouten planken; een wederzijdsch: "Vaarwel," werd gewisseld, de portier haalde de klep der brug naar boven, en de hand voor het schijnsel der lantaarn houdende, zag hij de witte huif der kar langzaam in het nachtelijk duister verdwijnen.
Ik wist, dat de Colonel FOURGEOUD gezworen had, dat hy deezen Officier tot gehoorzaamheid zoude noodzaken, zoo wel als den jongsten Vaandrig van het Regiment, en daar in had hy volmaakt gelyk. Een ander vaartuig genomen hebbende, haalde ik den Colonel SEYBOURG in, die over deeze myne daad zeer verwonderd scheen, en wy kwamen te gelyker tyd op de Plantagie Vossenburg, aan de Commewyne.
Het licht tintelde langs heur lichtbruin haar, en gaf haar ingezonken, witte wangen een weêrschijn van dof albast; het glinsterde ook over haar dunne, fijne vingers, terwijl zij met een regelmatige beweging de naald haalde door den zoom van een hemdje.
Terstond werd er besloten dat niet allen het Rotshuis zouden verlaten; Nab zou achterblijven. Toen hij zijn vrienden tot aan de Glycerine-rivier vergezeld had, haalde hij de brug op en verscholen achter een boom, wachtte hij de terugkomst van hen of van Ayrton af.
"Wel!" zeide Heynsz: "het is nu een goede dertig jaar geleden, ik reisde van Lyon naar Parijs, in vrij berooid equipage en met schraal voorziene beurs of liever met in 't geheel geen beurs en levende van hetgeen de goede lieden mij schonken om Gods wille, etende (als de papa van Uilenspiegel) als ik wat had en vastende als ik net niet had: en meestentijds slapende onder den blauwen hemel. Eens op een nacht gebeurde het, ik weet niet in welk dorp, dat ik genomen had mijn legerstede op een mesthoop aan den weg, (hetgeen in parenthése gezegd, het warmste bed is, dat men hebben kan), en dat ik sliep heel gerust, toen ik wakker werd van een groot licht, dat mij scheen in de oogen, en recht over mij zag ik een huis staan in brand, een groot huis voor een dorp: ik geloof, dat daarin woonde de Notaris of de Schout: nu dat's égal. Ik stond op: er was al volk op de been: en spoedig bood iedereen hulp met water dragen, met brandspuiten, etcetera. De bewoner van het huis zat al op straat met een gebranden voet, in zijn nachtjak en zonder dat hij had gehad den tijd te redden een kleinigheid of zelfs meer aandoen dan een oude pantoffel ... nu, 't was zomernacht en het vuur maakte ons heet genoeg: hij zal niet gevat hebben kou, hoewel hij beefde als een juffershondje. Bij hem stond zijn vrouw, of liever lag zijn vrouw; want zij kreeg gedurig toevallen. 't Eene was pas over of 't andere kwam op. De man deed niets als te wringen zijn handen en te roepen mon Dieu! mes enfans! want zijn kinderen waren nog in het brandende huis; maar zoowel hij als zijn vrouw waren te veel in de war om te zeggen waar zich de arme wichten bevonden, en niemand had de courage om te gaan in het groote huis en te zoeken daar in den blinde. Terwijl wij daar waren bezig, daar komt een Heer, welgekleed met een karmozijnen rok aan, en berijdende een fraai zwart paard, en hoorde den papa, en ook de mama, zoo dikwijls zij weer bijkwam, schreeuwen om haar arme kinderen. "Allons!" riep hij: "twintig louis d'or voor dengenen, die toont de courage en redt die arme kinderen." Er waren er terstond een stuk vijf zes, die wilden naar binnen; maar de vlam sloeg er uit met zulk een geweld, dat zij terugsprongen van schrik. Toen vroeg de vreemde Heer weder aan den kermenden papa: "zeg eens," zeide hij: "is er geene andere deur en waar zitten die kinderen ergens?" "Ah ma foi!" zeide de arme vader, die weer bij zijn positieven kwam: "er is de tuindeur; maar die is gesloten van binnen: en nu ik mij bezin, pauvre malheureux que je suis! ik heb ook opgesloten die arme schapen in hun kamer: omdat de eene is somnambule,"... slaapwandelaar, zeggen wij, geloof ik. N'est-ce que ça?" vraagt de vreemdeling. "Qui m'aime me suive." En klets! springt hij met paard en al over de hegge in den tuin: en ik hem achterna, met wel tien anderen. Maar daar stort een brandende balk en een stuk van het dak tusschen ons naar beneden, dat de meesten het opgaven, althans ik was de eenige, die met den ruiter aan 't achterhuis bij de tuindeur kwam. "Vous êtes un brave," zeide hij: "zult gij mij assisteeren?" zal ik," zeide ik: "maar hoe zullen wij openkrijgen die huisdeur, die van binnen gesloten is?" "Bah!" zeide hij: en hij keek mij aan, alsof ik gedaan had de onnoozelste vraag van de wereld, terwijl hij meteen tastte in zijn zak en daaruit waarschijnlijk haalde een breekijzer: althans in een oogenblik waren de hengsels uit de deur en de deur omgehaald. Toen sprong hij van 't paard, trok uit rok en vest en liep naar binnen en ik hem achterna. Dit gedeelte van 't huis was nog ongedeerd door het vuur; maar er was rook genoeg om gevaar te loopen van te stikken: en wij zouden niet geweten hebben waarheen ons te wenden, hadden wij niet gehoord de stem van een kind, dat huilde en om hulp schreeuwde: "C'est ici!" zeide de vreemdeling en één, twee drie had hij opengeveterd eene kamerdeur: wij traden binnen en al tastende in het donker op het geluid af vonden wij eerst een jongetje: en toen werd het vertrek verlicht door de vlam en zagen wij ook een meisje, dat half gestikt op den grond lag. Maar nu moesten wij terug en dat was een moeielijker geval. De tocht, die woei door de opene achterdeur, had weder erger gemaakt den brand en de toegang was ons versperd van dien kant. Nu haastten wij ons open te maken het raam: ik sprong er uit en mijn kameraad gooide mij eerst de kinderen één voor één toe en volgde toen mijn voorbeeld. Ik dacht, wij zouden nu terugkeeren bij de ouders; maar de vreemdeling hield mij staande en vroeg wie ik was. "Een arme drommel," zeide ik, "een vreemde zwerver, die niets bezit." "Tant mieux," zeide hij: "haast u, eer iemand komt: ik moet vluchten om een affaire d'honneur. Trek mijne kleederen aan en geef mij uw kiel. In mijn zakken vindt gij geld genoeg." En zonder er iets bij te voegen, had hij mij mijn kiel van 't lijf gehaald, vlugger dan zoude doen de beste kamerdienaar, die aan zijn lijf getrokken, was op het paard gesprongen, en voort, den tuin door, en weg. Wat zou ik doen? Ik trok rok en vest aan; en pas had ik dat gedaan of er kwam een geheele zwerm menschen opdagen: zij hadden uit den weg geruimd het gevallen puin en een vrijen doortocht tot ons verkregen. Ik bracht de kinderen bij papa en mama: zij zagen mij allen aan voor den vreemden Cavalier: niemand kende mij, en ik hield mij goed en lamenteerde slechts, dat mijn paard mij ontstolen was, terwijl ik mij bevond in het brandende huis. Terwijl wij daar bezig waren, kwamen er een stuk of zes dienaars van de wacht aan te paard van Lyon en in vollen draf. "Aha!" zeide de voorste, zoodra hij mij in 't oog kreeg: "daar hebben wij onzen maat. Nu zult gij ons niet ontsnappen, monsieur Cartouche!" Met pakten zij mij aan, maar een hunner, die Cartouche waarschijnlijk kende, zeide, toen hij mij nader aanschouwde, dat zij zich bedrogen en dat Cartouche veel ouder was: Ik was toen even over de twintig. Zij wilden mij echter meepakken, onder voorwendsel dat ik bij mij had geene papieren; maar ik zeide, die waren in mijn portemanteau met mijn paard voort: en al de dorpelingen namen mijn partij, omdat ik mij zoo goed had geweerd: en 't scheelde niet veel of de dienaars hadden gekregen braaf slaag. De pastoor van 't dorp kwam mij vragen bij hem te blijven dien nacht: ik nam aan en toen ik mij uitkleedde vond ik in mijn karmozijnen rok een beurs met tweehonderd louis d'or. Ik verstopte mijn broek, die niet
Op Bonaparte's vraag hoe Desaix den toestand beoordeelde, haalde deze zijn horloge uit. "Deze slag is verloren, maar 't is eerst drie uur; dus is er nog tijd genoeg om een tweeden te winnen." Dit woord is Bonaparte als uit het hart gegrepen. Terstond geeft hij bevelen. Adjudanten rennen over het slagveld.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek