Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 17 juni 2025
En 't ergste van alles is, dat hij er bijna op neerziet, als men iets verstandigs weet van de wereld zooals die is." "Ja Mevrouw," sprak Mordtmann, "uw zoon leeft in de wetenschappelijke wereld. Hij schrijdt voort naar den hoogen Parnassus der groote geesten! Ik ken dat. Ik heb zelf den omweg over den Parnassus gemaakt." "Wat meent u daarmeê, watte?" vroeg Aalbom. "O, dat kan ik u wel uitleggen!
Toene wij uit Rusland zijne gejaagd 'k herinner 't me nog goed en d'r gebeurde ons watte 'n zweer of 'n puist dan papte me moeder, oleweschonoe, met fijngekauwd roggebrood 'n middel om over te zoene"... "Da's 'n hééle tijd gelejen, wiè wiè?," praatte Eleazar, blij dat de zieke opfleurde.
Reeds vier keer waren zij er bij elkaar gekomen en zij zaten er dien middag voor de vijfde maal, toen het Geluw Meuleken, die als naar gewoonte buiten op den uitkijk stond, eensklaps haastig kwam in huis geloopen en bleek van ontsteltenis uitriep: "Och Hiere, bezinne, bezinne, Fons komt doar op 't hof mee Smul en mee boer Dons!" "Watte! watte!" schrikte Rozeke geweldig op. "Fons, bezinne!
"Ik geleuve dat de mirrie t'oud es om nog veulen te krijgen," meende Miel van Dalen. Boer Dons maakte zich kwaad: "Watte! t' oud! Negen joar! Zij-je nie wijs dan, jongen?" "Ge zeg gij wel negen joar, moar ge'n weet gij da meschien zelf op 'n joar of twieë noar niet," glimlachte Miel.
Heb ik u waarachtig al dat schoone geld meegegeven?... Och Heere! ik weet niet goed meer. Wat gaf ik u mee? Goedele herinnerde zich maar halvelings en ze fronste hare wenkbrauwen, zoekend in haren geest. Op een ende viel ze uit: Ha! de verlakte stove! Watte? Ik gaf u twalefhonderd.... Zekerlijk. 'k Herinner me nu. Ze waren in een fluweelen beurzeken.
"Watte?... Ikke? ... 'k Heb 'm nog niet gezien." "Daar belt-ie net." "Heeft je pa je niet verbojen, bengel, om nog voor 't eten uit te gaan?" "Ja moe, maar ik had an Hendrik 'n schrift geleend, dat 'k terug most hebben." "Wat heb je weer in je zakken zitten?" "Niks." "Wat, niks? Hoe kom je an geld voor zooveel knikkers?" "'k Heb ze gekregen." "Je jokt." "Nee heusch niet." "Je jòkt."
"Welkom, myn zoete kleine Boy:" "zei de goedaartige man:" "welkom, myn lief kind! jongetje, je komt al in een aartig Waereldje. Nu, dat zul je, als je tyd van leven hebt, wel ondervinden. 't is een mooi kind, zeg ik je: precies zyn Vaders tronie; en watte vuistjes heeft hy! nu mantje, ga jy by Moeder, die zal je beter traktéren."
Er ontstond een sterke beweging en algemeene verontwaardiging; zelfs Mevrouw Wenche keek bedenkelijk. Maar boven alles uit schreeuwde de blinde darm in de hoogste discant: "Neen, maar...! God beware ons! Watte? Zullen we nu ook nog de scènes beleven, dat kleine jongens over politiek debatteeren, alsof ze volwassenen waren."
"Mijn bedde, anders nie as mijn bedde," zuchtte hij heesch en haast onhoorbaar, naar de voutekamer strompelend. "Ha moar dreugt ou toch iest; eet en drijnkt toch iest watte!" smeekte Rozeke. "Mijn bedde! mijn bedde?" kreunde hij. "Help mij ontkliën; leg mij in mijn bedde." Rozeke begon te schreien.
"Wacht", lispelde ze zoetjes, "wacht, als 't u belieft ... och! och!..." Toen stak ze hard en wijd-open hare oogen en keek ernstig toe. "Watte?" vroeg ze, "wat zegt ge daar?" En ik, geheel verslagen en 't harte bijna ingestampt: "Uw zoon, moedertje", antwoordde ik, "hij is niet wel ... hij is zoo schielijk.... God is wreed, moedertje, maar wij moeten in hem berusten, dat weet ge toch niet waar?"
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek