Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 12 juni 2025


"Amen!" hernam de Graaf, en zich terstond met een lachende tronie omwendende: "welnu jonker Seerp!" zeide hij: "hoe staat gij daar zoo in u zelven gekeerd? Wij brengen u uwe verloofde terug: het was immers niet betamelijk, dat gij zonder haar ons feest bezocht."

Maar zij keerde hen den rug toe en koos er een anderen, die, gelijk Lamme, een goede tronie en een dikken buik had. Dien dag en den volgenden gastreerde men aan boord van de schepen met wijn, met vleesch en met gevogelte. En Uilenspiegel zeide: Vive le Geus! Blaas maar aan, scherpe Noordenwind, wij zullen de lucht met onzen adem verwarmen.

Zy presenteerde ons van de snoepery: wy namen elk een Chocolaadje, maar de Scavante bedankte met een hele viese tronie: "Ik proef nooit zulk goed." Lotje was zo raar, en hadt zulke klugtige zetten, dat Hartog zelf lachen moest. Waarlyk, Lief, ik geloof dat zy meer is uitgebluscht, of overdrommelt, dan wel dat zy van de Natuur zo geheel misdeelt is.

Eenigen vermoedden dat er poezele wijfjes moesten zijn en liepen, dol van liefde, de eetzale rond, maar de plaagzieke vrouwen draaiden zich om en verborgen zich achter een broeder van de Goede Tronie, roepende: "Kus mij, toe!" En als de blinden het deden, kusten zij in stee van de donzige huid eener vrouw, het harig gezicht van een man maar niet zonder kletsen te krijgen.

Ja, ja, riepen de Vlaamsche soldaten, zijne tronie bevalt ons. En allen wierpen stukken eten naar hem. Op zijn tak gezeten, hield Uilenspiegel niet op met bidden en spreken. De honger, sprak hij, maakt den mensch wederspannig tegen het gebed, doch een stuk hesp neemt die kwade stemming dadelijk weg. Pas op uw hoofd! riep een serjant, terwijl hij een half volle flesch naar hem wierp.

Hagelwit mogt het eenvoudige mutsje zijn, dat de grijze haren bedekte en de tronie omsloot; hoog van kleur, "in den noode" de doek, die, over het jak gespeld, de uitstekende schouders en ingevallene borst kwalijk verborg; ook deze eigenaardige dragt van een geldersch huismanswijf, zou, zonder haren persoon, binnen het bereik des kunstenaars zijn geweest, hoezeer die kleeding, het zij in het voorbijgaan opgemerkt, tot het karakteristieke van haren straatkreet behoort.

Wel wist ik uit oude herinnering, dat hij een man was van meer dan gewone lengte, mager en droog en van geen innemend voorkomen; maar het scheen mij toe, als ware hij nog in lengte toegenomen en in vleesch verminderd: zijn bleeke, dorre tronie had een nog onvriendelijker uitdrukking dan voorheen: ja, toen hij, uit de koets gestapt, voor mij stond, deed hij mij volkomen aan een gekleed cadaver denken.

Lamme, dapper als een leeuw, vervolgde: Hoeveel, magere tronie, hoeveel meent gij wel wat een ezel weerd is, een ezel met een fijnen mond, met lange ooren, een breede borst, met spieren als ijzer zoo sterk? Achttien gulden voor 't minst, is 't niet, armoedige baas? Hoeveel verroeste nagelen hebt gij wel, om zulk schoon beest te betalen?

Neen! neen! de uitdrukking van die tronie bevalt mij volstrekt niet, al stellen wij nog zooveel van dat kille en fletsche op rekening van den conterfeiter, en voorwaar, die man met zijn hoog opgetrokken wenkbrauwen ziet op ons neer met zoo'n trotschen, laatdunkenden blik, of hij zich boos maakt dat wij niet aan zijne voeten vallen, la face contre terre.

t'Huis komende, verhaalde ik ons avontuurtje aan Juffrouw Buigzaam, en liet haar de stalen zien, die ik by my had. Juffrouw Hartog zette een vieze tronie, en vondt de taffen zeer commun. "Zo, zei ik, en de Heer R. heeft die zeer fraai gevonden." "Kent gy den Heer R., Juffrouw Burgerhart?" "Zo als gy hoort, Juffrouw Hartog." Zy wierdt vriendelyker. "Kent gy dien Heer? vroeg de Weduwe.

Woord Van De Dag

innewaerts

Anderen Op Zoek