Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 7 mei 2025
De mooie bazin Kneuvels, die tijdelijk zonder dienstmeid was, moest zelve nog alles tegen den volgenden dag beredderen, beweerde zij; en ook bazin Dons wilde liefst vertrekken vóór het laat in den avond werd en zij wellicht spoken op hun weg ontmoetten. "Speuken! zij-je toch nie wijs! Doar 'n bestoan ommers gien speuken mier," lachte vader van Dalen.
"Ha moar zij-je toch nie beschoamd, boas Dons!" riep Rozeke eensklaps purperrood en bijna boos wordend. Maar 't bulderend gelach van al de anderen moedigde den ouden boer in zijn ondeugendheid nog aan; en prat op zijn succes schaterde hij, spottend met zijn eigen kinderloosheid: "Woarom 'n hè mijn wijf mij euk noeit g'holpen!
De portaaldeur ging open en Van Belleghem verscheen op den drempel, breed en zwaar in 't schijnsel van den lichtkring. Ha! zij-je doar eindelijk! 'K miende da ge ginder ging blijve sloapen! lachte hij vettig. Fonske wou, ondanks Van Belleghem's aandringen, niet binnenkomen. Hij wenschte vluchtig goe nacht en haastte zich weg.
Zij had tranen in haar oogen, zij vatte alle bei 's jong meisjes handen, boog bijna knielend tot haar neer en stamelde bevend: O, mejonkvreiwe, wa zij-je toch goed, zeuveel scheune, woarme klieren en zeuveel geld, mejonkvreiwe. Es dat toch amoal wel veur ons, mejonkvreiwe? Hedde gij ou somwijlen nie gemist?
Rozeke had hem nog nooit zoo boos gezien, zij vloog ingelijks uit het bed, trok hem van 't venster weg, riep op haar beurt in den helderen boomgaard, waar Vaprijsken, steeds brieschend onder het razend geblaf van den hond, bonzend en struikelend van boomstam tot boomstam rondzwenkte: "Vaprijs! zij-je nie beschoamd! Wilt-e ne kier beginne zwijgen en noar ou bedde goan!"
Ook Coben wilde 't even ruiken en stak, met een zenuwachtige trilling zijn rooden, krommen neus naar 't briefje toe. Maar toen ze 't insgelijks Cordúla trachtten te doen ruiken, trok deze zich met een gebaar van walg en afkeer achteruit, woedend-uitvarend: O, gie drei ouwe loeders woar da ge stoat! Zij-je nie beschoamd? Mient-e da g' hier in 'n slecht huis zijt dan!
Een dof en zwak gekreun klonk haar uit het half donker kamertje als antwoord tegen. Zij schrikte hevig, holde de drie steenen treden van de voute op, en stond vóór 't lage bed: "Scheelt er iets, Alfons? Zij-je nie wel?" Eensklaps, in het schemerduister, zag zij iets zwarts, een breede donkere vlek, vlak naast zijn hoofd op 't grijze kussen.
Hij greep het op, hield het in zijn dichte vuist gekneld, boorde met de drukking van zijn rug een gat door de haag, kroop er in weg en trok er Theofielke insgelijks doorheen. Toe nou! toe nou! Leupen, zille! Anders krijgen we op ons smoel! riep hij dof. 't Es spijtig van da stik, loat het ons iest zoeken, 't kan nog dienen, fluiserde Theofielke. Zij-je zot dan! Heurt! Ze zijn doar!
Wa veur 'n biest es dat! riep eensklaps Sylvain, angstig op zij springend. Nu kon Fonske ook eens hartelijk met hem lachen. Zij-je gij schouw van nen oakpuit ! spotte hij. Sylvain had blijkbaar nog nooit een kikker gezien. Met aandachtig wantrouwen ging hij 't beest nauwkeuriger opnemen, telkens weer 'n beetje schrikkend bij iederen wipsprong.
Hij rilde en hoestte even van de frissche lucht, en sloot weer dicht het raampje. Hij stak een nachtpit op en kleedde zich verder aan. Naast zijn kamertje was dat van zijn oude moeder. Stiller ging hij nu te werk om haar niet te wekken. Maar zij hoorde hem toch, en haar stem klonk lijzig en klagend als die van een zieke: "Zij-je 't gij, Fons?" "Joa ik, moeder." "Hèt den boer om ou geweest?"
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek