United States or United Arab Emirates ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Zeg liever: leupt noar den duvel! as ge nie 'n wilt antwoorden!" Zij trok zich zwijgend, met tranen in de oogen, nog verder terug, terwijl Alfons, boos en geprikkeld, zich opnieuw tot Vaprijsken wendde. "Hèt ge 'r mee hem over gesproken?" vroeg hij. "Joa ik, boas." "En hét hij gezeid dat hij hier zoe wille komen?" "Joa hij, boas, as 't hem gevraagd wordt." "En veur hoeveel in de moand?

Ha moar boas toch!" stamelde hij eindelijk, met droogslikkende stem, zonder de vijf schitterende stukken aan te nemen. Neem aan! neem aan!" kreet dringend Teum, alsof het geld hem in de handen brandde.

In een oogwenk was het gansche boeltje opgeladen; en, onder geweldig en bijna oproerig gegil en gejouw, reed "den nieuwen boas", vloekend-vuistenballend, als een gek er mee weg. Het was gebeurd als in een droom zoo vlug. De menschen keken elkaar stomgapend aan toen hij verdwenen was; en dan weer staarden zij verbaasd naar 't huisje, waar nu toch zeker wel de Stier zich eindelijk vertoonen zou.

Rozeke's moeder die 't gesprek bijwoonde en de uitnoodiging hoorde, kwam, op eenigszins misnoegden toon, met een bezwaar in 't midden: "'n Vroag gij heur moar nie te veele, mevreiwe. Nen boer en 'n boerinne moên op ulder hof blijven; anders spelen knechten en meissens den boas!" Zij doelde op Smul, wiens misplaatst bazig optreden haar reeds vanaf 't eerste oogenblik geërgerd had.

't Was op een ochtend, tamelijk vroeg nog, midden in de saaie stilte van het suffig dorp: Een man, "den nieuwen boas", wilddronken waggelend in de straat, luid-schreeuwend het volk bij elkaar troepend, schreeuwend, met dreigend naar zijn huis gebalde vuisten, dat hij bedrogen was geweest, dat men hem voor den gek gehouden had, dat die vrouw van hem, die Stier! die Stier! die Stier... Watte? Watte?

Vaprijsken noemde hem achterrug "menier den boas", en 's zondags, wanneer hij halfdronken in de herbergen van 't dorp liep, vertelde hij aan al wie 't hooren wilde, dat hij van plan was zijn dienst op te zeggen. Hij vloekte en raasde, driest en uitdagend zoodra hij uit Smul's tegenwoordigheid was en voorspelde dat men weldra rare dingen zou bijwonen.

Maar Kamiel, reuzensterk, hield hem hoe langer hoe steviger gekneld en hijgde, bedarend-kalm: "Nie nie, boas, ge'n meug niet, 't zoe ou spijten! 't zoe ou spijten! Ge moet wachten,... wachten ... tot da ou keleire veurbij es!" Eerst toen Smul wat tot bedaren was gekomen en ophield met schelden en vloeken liet hij hem los.

"Da 'k zegge dat 't hier azeu nie 'n kan blijven duren," herhaalde hij met een soort koppigheid, in de kortbondigheid van een die niet gewend is veel te praten en slechts over enkele woorden beschikt om zijn gevoelens en gedachten uit te drukken. "'K ben hier boas en knecht terzelvertijd, bezinne; en 't moet 't ien of 't ander worden: boas of knecht." Zij zat als versteend, als versteven.

Zij flapten met een kort geluid tegen het witte muurtje aan en een hand zette de knipjes vast. Toen ging insgelijks het groene deurtje open en "den nieuwen boas" zooals de menschen hem noemden, verscheen even in zijn hemdsmouwen op 't stoepje en staarde rechts en links de straat eens vlugjes in. Dag Boas! Alles goed?" riep vroolijk, op een afstand, een der buren.

Moar es da toch nie spijtig da we 't stik niet weer 'n hèn! jammerde Theofielke. We zoên d'r nog ne kier kennen mee uitgoan. Bah! 't gien dat we g'had hèn, hèn we toch g'had, troostte Deeske. Wie weet wat dat er loater nog gebeurt? Meschien geeft ouën boas ou nog wel e-kier azeu 'n stik. Hij haalde zijn laatste sigaar uit en stak die genoeglijk-smakkend aan.