United States or United Kingdom ? Vote for the TOP Country of the Week !


Kreunend zag hij 't braaksel in de modder plassen, met kruipend-gesiep over den leisteen. Een groote grijze rat, opgeschrikt door 't gerucht, sprong te water, heen over 't braaksel. Het leven scheen uit hem te gudsen, te gùdsen, zoo voelde 't hoofd als een klomp met uitbrekende hersnen. Lang bleef hij zoo, suffig, zonder wil, het hoofd tegen de loods, moeïg kijkend naar de onderste, groenige plank, naar 't aangestoven zand, naar de steenen de steenen, het braaksel dat-ie begon te ontleden zoo precies as-ie wist wát 'r in was jodekoek met krente en sucade enne koffie Niks vies niks vies Je wist w

Kreel wierp, langs den varkensfokker loopend, een blik uit het linkeroog, en, langs hem terugloopend, een blik uit het rechteroog op de krioelende marktwaar dezes mans. Toen hij de opmerkzaamheid van den biggenkoopman scheen te trekken, maakte hij zijn gezicht suffig, en lummelde weg.

Chris, nattig na-glimmend, met natte nekharen, natte slapen, Chris, zurig riekend als 'n gemarioneerde haring 't heele azijnfleschje uit 't stel was aan 'r verbruikt wreef angstig de handen, zei enkel maar suffig en hardnekkig: "....'k Hei zoo benauwd van bééste gedroomd...." "Niet waar!", viel meneer haar in de rede, "we hebben gevlogen we zijn de éérste vliegers in Holland...."

Wanneer, na langen marsch, de krijgsman uit wil blazen, dan kijkt hij achterom, en suffig, om zich heen: Hij kent de weiën niet, waar vreemde koeien grazen, en zet zich zuchtend op een nooit-gezienen steen.

't Was op een ochtend, tamelijk vroeg nog, midden in de saaie stilte van het suffig dorp: Een man, "den nieuwen boas", wilddronken waggelend in de straat, luid-schreeuwend het volk bij elkaar troepend, schreeuwend, met dreigend naar zijn huis gebalde vuisten, dat hij bedrogen was geweest, dat men hem voor den gek gehouden had, dat die vrouw van hem, die Stier! die Stier! die Stier... Watte? Watte?

Hij werd warm en suffig, 't spel vorderde te veel inspanning van hem, hij voelde de fut om goed op te letten en slim te spelen wegzakken uit zijn warm hoofd. Ook was hij nu verzadigd van de indrukken van licht en gezelligheid, hij kon ze niet meer opnemen; 't geroes om hen heen, 't lachen en praten en de koffiehuis-atmosfeer werden hem hinderlijk.

Al zijn loome moeheid van het suffig slenteren in de stad was eensklaps voorbij, de zachte frischheid en 't mysterie van de duisternis verkwikten hem, hij keek op naar de heldere sterren die tintelden in 't donkerblauw uitspansel tusschen de zwarte kruinen van de boomen en dan weer rechts en links naar de hier en daar nog vaag zichtbare velden, waar krekels droomerig zongen tusschen de laatste haverschoofjes van den lieven zomer, die daar ook als geheimzinnig-omstrengelde liefdesgestalten op de naakte stoppelvelden stonden, en het werd hem zoo heerlijk-zacht en rustig- zeker in zijn binnenste te moede, het werd zoo zalig van vertrouwd geluk en goede, kalme toekomst.

Vooral de oude heer was in dien korten tijd bedroevend achteruit gegaan. Hij leek dezelfde mensch niet meer. Hij was opeens als 't ware ingestort, een wrak geworden. Hij had geen wil en geen Verlangen meer, hij zat daar gansche dagen suffig door het raam te staren en wanneer men hem iets vroeg keek hij verwilderd op, alsof er alweer een nieuwe ramp zou gebeuren.

Bij de deur zagen de mannen, flauw-rood tegen het wit der pot-ronding, 'n grillig lijntje uitgelekt bloed, aarzelend spoor van een bloedtraan. De vrouw, schuddend 'r hoofd, met jammertrek van wel-willen-snikken, liep naar hen toe, toonde suffig het meerdere rood dat takjes en aartjes had in 't waterig bruin.

Hij werd verward, suffig, en zei dat 't hem niet schelen kon, waar ze heen gingen, dat Edward 't maar weten moest, wat hij 't liefst deed. Naar een museum? Neen, een museum op zoo'n regenachtigen Zondagnamiddag was de geïncarneerde verveling, vond Edward. André's kamer?.... Dat was te ver.