Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 29 mei 2025


LUCETTA. Mejonkvrouw, Het eten is gereed, uw vader wacht. JULIA. Goed, gaan wij dan. LUCETTA. Wat! mogen hier die snippers blijven klappen? JULIA. Houdt gij ze in eere, goed, neem ze op en meê. LUCETTA. Zoo goed naamt gij 't niet op, toen ik ze u meebracht. Toch raap ik ze op; zij mochten koude vatten. JULIA. Ik zie recht goed, dat gij ze diep vereert.

't Kasteel, dat was de almacht waar zij allen bang voor waren; en nu hadden zij allen ook eensklaps mejonkvrouw Anna herkend. Zij vreesden dat de jonkvrouw Vaprijskens onbeschoft geroep gehoord had, en hun vrees steeg plotseling tot ontzetting en schrik, toen zij de vier personen, na een korte aarzeling, beslist naar hen toe zagen komen.

Ha da ès toch wat, e-woar, meniere; en mejonkvreiw Quiline, die doar euk nog aan mee doet! riep de dikke vrouw, de beide handen op haar heupen zettend. Mejonkvrouw Quiline! Die mooie naam trof mij geweldig. Ik voelde dat "zij" het was, dat "zij" het wezen moest. Het kon niet anders.

Zij had het Barontje gehuwd om den titel, en ook om 't fortuin; en, te dien einde de voorname deftigheid er in haar omgeving in te houden, liet zij haar zuster, die haar eigen, burgerlijken jonge-meisjes-naam toch droeg, in plaats van juffrouw, steeds mejonkvrouw noemen.

LUCETTA. Het zal, voor wie het aangaat, wis niet liegen, Tenzij men, wat het meldt, valsch uit wil leggen. JULIA. Een liefje schreef u wis daar iets op rijm. LUCETTA. Geef gij, mejonkvrouw, mij de wijs, opdat Ik 't zing'; gij zet wel meer iets op muziek. JULIA. Een niets zet ik geen waarde bij; ik dank; Dus zing 't maar op de wijs van "Luchte liefde".

Zacht ging de deur open en mejonkvrouw Anna, geheel in 't zwart gekleed, kwam te voorschijn. "Dag mejonkvreiwe," zei Rozeke, met haar vriendelijksten glimlach en van emotie hoogkleurende wangen opstaande. Maar die ontroerde glimlach veranderde in een uitdrukking van onthutste verwondering, voor het heel onverwacht bedroefd en bleek gelaat met hetwelk haar voorname vriendin op haar toetrad.

Daar achter, op een wintersneeuwnacht zooals deze, had de arme vrouw gelegen waarvan Dons vertelde. Zij huiverde. O, die nare verhalen, wat had het haar aan 't hart gegrepen! Wat was er strijd, armoede en lijden op de wereld! Wat was háár lot gelukkig vergeleken bij dat van zooveel anderen! Plotseling dacht zij aan mejonkvrouw Anna. Ook die was niet gelukkig. Waar zou ze zijn op 't oogenblik?

Mejonkvrouw Anna, daarentegen, was een buitengewoon mooie en gracieuze verschijning, lang en slank, een frisch-roze gezondheidskleur over haar zachte ovale wangen, met schoone donkere oogen en weelderige zwarte haren onder een licht en lief, sierlijk gebogen zomerhoedje met witte tulle en roze rozen, die dezelfde teere kleur hadden als haar doorschijnend japonnetje.

Jawel, zooies met 'n Fransche poeha ... maar de vent keek me zoo om te zegge verleielijk an met die glazige ooge, en dadelijk zei ie: mejonkvrouw, uw beeldschoone trekke ben as twee droppels water 'n prinses ... da 'k me doodschaamde voor Marie van hiernaast ... Ja, nou nog mooier, zoo'n meid mog is denke da 'k geen duurder verkering kon krijge, dan die ..." Racier, ? Zei ie dat niet?"

LUCETTA. Ja goed, mejonkvrouw, zeg maar, wat gij ziet; Maar ik zie ook, al denkt ge, dat ik dommel. JULIA. Kom, vlug wat! wilt gij gaan? Aldaar. Een vertrek in Antonio's huis. Antonio en Panthino komen op. ANTONIO. Panthino, zeg mij, welk een diep gesprek Hadt gij daar straks in 't klooster met mijn broeder? PANTHINO. Hij sprak van Proteus, van zijn neef, uw zoon. ANTONIO. En wat?

Woord Van De Dag

vuistdreigend

Anderen Op Zoek