United States or United Kingdom ? Vote for the TOP Country of the Week !


Verscheiden weerregels zijn door het volk in rijm gebracht en gaan terug op Middeleeuwsche volksboeken; maar deze volksboeken zelf steunen toch weer op de overoude primaire, mondelinge overlevering. Het dichterlijke ligt echter geenszins in deze kreupelrijmpjes, maar in het dichterlijk waas, waarmee de volksgeest de dingen omgeeft.

Ik vloek den dag dat mij voor 't eerst verblijd Het licht heeft dier verraderlijke oogen; En 't uur dat ge in mijn hart gekomen zijt En hebt mijn ziel er ganschlijk aan onttogen! Ik vloek de vijl van mijn kunstvaardigheid, Die blank sleep al dier schoone woorden logen, Die 'k voor u vond en heb in rijm gerijd, Opdat men eeuwig u zoude eeren mogen!

Lamme naderde hem en sprak: Messire admiraal, mag een nederige kok u zijne meening laten kennen? Spreek, mijn jongen, zei de admiraal. Heer, zeide Lamme, het water ontdooit in de kruiken, het gevogelte wordt weder murw; de worst verliest hare schimmel van rijm; de boter wordt slap; de olie vloeibaar; het zout vochtig. Weldra valt de regen en zijn wij gered, heer admiraal.

Dit geldt ook voor de assonantie en het rijm: zij staan in gunste, en verschalken ons, als wij den waren zin van een spreekwoord trachten te achterhalen. De symmetrie in onze spreekwoorden, het streven om beide zindeelen aan elkaar gelijk te maken, als: "wat niet weet, wat niet deert", "komt tijd, komt raad", is wellicht een flauwe herinnering aan den bouw der beide Oudgermaansche halfverzen.

Te Bontebok, een gehucht bij Heerenveen, vóor een herberg, waar de Bonte Bok uithangt: Vrienden ik ben een bok, Een bok ben ik geheeten, Menigeen is een bok, Maar hij wil 't niet weten. Uit Friesland: Aan de eene zijde staat een varken, dat zal geslacht worden; daaronder leest men het rijm: Dit varkentje heeft veel verdriet, Maar dat weten de varkentjes aan de andere zijde niet.

Het is het afscheid aan de gebonden rede als primair uitdrukkingsmiddel, het afscheid aan den stijl van den middeleeuwschen geest. Nog in de dertiende eeuw kon men alles in rijm brengen, tot geneeskunde en natuurlijke historie toe, evenals de Oud-Indische letterkunde alle wetenschap in versvorm bracht. De gebonden vorm beduidt, dat de voordracht het beoogde middel van mededeeling is.

Geschriften van den onbekenden leek en Jan van Leeuwen. Ruusbroeck. Eerste bijbelvertaling. In de dertiende eeuw kon men zich de kunst van het woord tenauwernood denken zonder maat en rijm; begrippen als poëzie en literatuur omvatten bijna uitsluitend verzen of wat daarop geleek.

Het leverde wel een eigenaardig gezicht op. Daar hadt ge Hans Veen, den kleermaker, die vermaard was door zijn onmiskenbaar talent, om op de onmogelijkste dingen een rijm te fabriceeren, en naast hem zat met dat leuk en effen gelaat een zwartgebaarde boer.

LUCETTA. Het zal, voor wie het aangaat, wis niet liegen, Tenzij men, wat het meldt, valsch uit wil leggen. JULIA. Een liefje schreef u wis daar iets op rijm. LUCETTA. Geef gij, mejonkvrouw, mij de wijs, opdat Ik 't zing'; gij zet wel meer iets op muziek. JULIA. Een niets zet ik geen waarde bij; ik dank; Dus zing 't maar op de wijs van "Luchte liefde".

Zoo was er voor weinige jaren nog te Haarlem een huis dat »De Houtmaat" in den gevel voerde. En als eene woordspeling met het bevel: »houdt maat!" stond er op dien gevelsteen in geestig rijm: "Want het is een wijs man Die de maet houden kan." Deze aardige gevelsteen is door Van Lennep en Ter Gouw onvermeld gelaten. Daarom heb ik aan zyne beschryving hier een plaatske ingeruimd.