Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 23 juli 2025
"Watte?... Ikke? ... 'k Heb 'm nog niet gezien." "Daar belt-ie net." "Heeft je pa je niet verbojen, bengel, om nog voor 't eten uit te gaan?" "Ja moe, maar ik had an Hendrik 'n schrift geleend, dat 'k terug most hebben." "Wat heb je weer in je zakken zitten?" "Niks." "Wat, niks? Hoe kom je an geld voor zooveel knikkers?" "'k Heb ze gekregen." "Je jokt." "Nee heusch niet." "Je jòkt."
"O!.... dat.... nee.... mot je niet denken," zei die wegwerpend; "had ik ommers geen andere meid genomen...." "En waar dien jij nou?" vroeg hij dan, om op een ander onderwerp te geraken. "Ikke....?" zei Sprotje, gevleid over de belangstelling, "op de Waterveldsche Weg." "Daar diende dat andere meissie van mijn ook," kwam de jongen, met een naïeve verwondering.
"O, mevreiwe, mevreiwe, 'k hope toch da ge zilt genezen; 'k hope uit de grond van mijn herte da ge langer zilt leven as ikke!" riep Rozeke, in tranen uitbarstend. Maar de barones schudde weemoedig het hoofd en bracht Rozeke door een zacht gebaar weer tot bedaren.
Hij speelde de diepe "Droomerij" van Schumann. Het was lijk een gebed. De pastoor bad met zijne muziek. Als 't uit was bleef er een lange stilte, 't Was voor Pallieter zonde in deze geurige stilte zijn stem te laten spreken: maar hij liet een grooten vollen zucht, de pastoor zag op en vroeg: "Zijn er daar mensche?..." "Ikke!" zei Pallieter.
'k Stuurde dikwijls, vooral met Sinterklaas lekkers en aardigheden naar Dinges, voor vader en moeder en de kleuters, want ik verdiende een aardig duitje, en verval was er, dat zou je niet gelooven. We waren in dien dienst met z'n zevene booien: 'n gezelschapsjuffrouw die ook het huishouden deed, 'n keuken- en werkmeid, ikke, 'n koetsier, 'n huisknecht die ook palfrenier was en 'en tuinman.
"Het is de woning van Jan Kampanje. Kijk, daar staat hij." "Inderdaad, hij is het," hernam Engel. En het was dan ook zoo. Jan Company, die in zijne woning zat, was, zoodra hij de zeelieden zag aankomen, daaruit gekropen. "Ikke heel blij ben, dat Uwé mij eene bezoek komt brengen. Isse Mijnheer Michiel de Ruyter niet bij u?" zeide de neger.
"Jij?" zei de jongeheer, die van naderbij bekeken ouder scheen dan 't buisje had doen vermoeden. "Ikke en mien zeun Gijs," hernam Gerrit. "Jij?" herhaalde de jonge heer. "Is dat dan zoo onbegriepelik?" sprak Gerrit weder: "Is 't hier dan geen lozement? Kan 't of kan 't niet?"
Hij bukt zich naar 't luik in den vloer. "Zou ze weten, dat hij dáár staat? Neen, dat heeft ze toch niet afgeloerd; maar..." Hij is op 't punt het luik te openen! als een kloppen op de voordeur hem doet opschrikken. "Wat is dat? Zoo laat nog iemand; wie kan dat wezen?" Met de lamp in de hand sloft hij naar voren. "Wie is daar?" "Ikke!" "Wie is ikke?" "Doe maar open, Strijkkie! Ik ben 't maar!"
En ik daag den Hemel uit, als ik u met een redelijk woord wil opbeuren ikke, den Hemel uitdagen? Da's een beetje straf! .... 'k Zal ik u wat zeggen, en zachtjes ook: moest er mij een greintje ongeduld in 't lijf zitten, kinderen: 'k bleef geen weerlicht langer bij u in huis. Ik kan 't niet afzien! Ssjt! Ssjt! deed Donaat, benauwd rondloerend.
Ikke blief niemendalle u 'ebbe miskien meer keleerdheid dan ikke, maar ikke 'ebbe meer bon sens! Alsse meneer Bruine zou opzetten willen un chapeau aan die buste, zal ikke u zek of la ressemblance, die kelijkenisse koet is. Een slappe hoed? vroeg Bruin lachend. Pardon! chapeau haute forme. Een hooge dop? Dien bezit ik niet.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek