United States or United States Virgin Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


»Verleden zag ik een herdersmeisje bij een heg staan, vrolik en aardig zag ze er uit, met een net keurslijfje en een linnen mutsje, wollen broek en een grof hemd... Ik ging op haar af: »Lief kind," zei ik, »ik vind het treurig dat je het zo koud hebt." »Heer," antwoordde zij, »Goddank ben ik goed gezond en het zal mij heus geen kwaad doen als de wind eens door mijn kleeren waait." Ik zeide dat ik haar graag gezelschap wou houden, en dat het toch jammer was dat zij daar zo alleen het vee zou moeten hoeden zonder een vriend in de wereld..." En zo gaat het gesprek verder. Hij vleit haar, zij moet zeker de dochter van een ridder zijn, een fee moest haar die schoonheid gegeven hebben, die niet bij een boerenmeisje past. Zij moest hem nu maar zijn zin geven gaat hij door zoo'n landmeisje is toch wel te temmen, alles in de natuur wil toch paren, en hier achter die haag kunnen ze toch doen wat ze willen zonder gezien te worden. Maar gelijk Else in de ballade, heeft zij een afwijzend preuts antwoord klaar voor de vleier en zijn opdringerigheid: »van een ridder als vader, daar weet zij niets van, soort zoekt soort, een boerenmeisje moet aan niemand dan aan boeren denken en zij heeft geen lust haar maagdom te geven voor de naam van een slet." Maar in andere gedichten komen er heel wat brutaler scenes voor. »God zij met u, herderin, schoon gelijk een roos; ik ben zeer verbaasd u nog alleen te vinden. Een kleed met zilveren zoom wil ik u geven." Maar zij antwoordde dat zij niets met hem te doen wil hebben; zij wijst naar haar vader die daar ginds het veld loopt te ploegen en wil daar heen gaan. Maar hij liep haar achterna, greep haar beet en wierp haar in het gras. Drie malen kuste hij haar en zij sprak geen woord tegen, en toen hij haar voor de vierde keer wilde kussen, zeide zij: »Heer, ik geef mij aan u over." De schelmse gratie van de dansliederen en het cynisme van de pochende riddersgaps") vinden wij ook beiden in de pastorale terug. In tedere liefdeverlangens loopt de herderin een zomermorgen rond en neuriet er een liedje over hoe benauwd het haar in haar borst wordt en hoe zij zich een vriend wenst, sedert Robin haar verlaten heeft. Zelf roept zij een ridder aan die voorbij komt en toont zich meer dan gewillig. Maar dikwels is de herderin ook »trop sage de garder son pucelage" en houdt de al te vriendelike ridder voor den gek en op een afstand, of weet hem een pak slaag te bezorgen door een paar boerenjongens. Daarentegen scheurt de ridder bij andere gelegenheden haar brutaal de kleeren van het lijf of weet haar met leugenachtige beloften te paaien. En wanneer het dan gebeurd is, zoo eindigt hij triomfantelik het gedicht: »lors me montai, si m'en alai,

Zoo dat de geslachtsnamen Doosche, De Heus en Hupscher, hoe vreemd het schyne, den zelfden oorsprong hebben, ja de zelfde woorden zijn. Ja, in ééne en de zelfde oorkonde, van het jaar 1420, wordt zeker lid van dit geslacht, Lambert geheeten, afwisselend genoemd Lambert Dedel, L. d'Edel, L. Edelen en L. den Edelen. Men vergelyke ook de geslachtsnamen Doude en Dauwe, op bl. 339 vermeld.

Maer des al niet-te-min sy wil geen vuyle dingen, Sy wil geen dertel jock, geen slimme* rancken* singen; Haer mont is wonder heus, haer oir en sinnen teer,* 55 Al wat oneerlick* luyt en singhtse nimmermeer.

Maer t'wijl dit selsaem volck op hare wijse leefde, En sonder vaste plaets in alle landen sweefde, Een maeght van Murçia die sagh den edelman, En hoe hy al de jeught in schoonheyt overwan. 880 En hoe syn heus gelaet en syn beleefde zeden, Syn oogh, syn hoofsche tael, syn wel-gemaeckte leden Zijn anders in gestel* als oyt een heyden plagh, Of alsse daer ontrent een heer of ridder sagh.

Sy, na een lange pose Het stuck in haer gemoet te hebben overdacht, Heeft dus, met heus gelaet*, haer antwoort ingebracht: Wel joncker, na my dunckt, ghy schijnt het stuck te meenen, Maer ghy sult uwen staet* in my te seer verkleenen; 570 Ghy daerom letter op, eer dat ghy vorder gaet, Hier dient niet in* gegaen als met besetten* raet.

Zij begint hem met verwijten te overladen dat hij haar zo beledigt en de gastvrijheid zo misbruikt en wijst verontwaardigd zijn aanzoek af. Maar dan voegt zij er bij dat zij eigelik al lang de taal zijner ogen en zijn zuchten verstaan heeft en dat zij gelezen had wat hij in de wijn geschreven had die er op tafel gemorst was; zij was heus bang geweest dat haar man iets gemerkt zou hebben.

Sy, met een heus gelaet, seyt geensins yet te weten Waer syn geselschap is; maer daer te zijn geseten Ten eynde sy een krans van groene kruyden vlocht, 475 Die haer dan op het feest tot çiersel dienen mocht.

De geslachtsnaam De Heus heeft volkomen den zelfden oorsprong en de zelfde beteekenis als Doosche. Immers »hoofsch" is in het Hoogduitsch höfisch, en ook de brabantsche en geldersche gouspraken geven aan de o van dit woord den gewyzigden klank: »heufsch". Van »De Heufsche" kwam »De Heusche" en, als hedendaagsche geslachtsnaam, De Heus.