Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 9 mei 2025
"Dat hèb ik, dat hèb ik.... dat doe ik nog.... Jij gooit me met vuil, als je zóó'n slet".... "Moeder!".... "Zou je vader mij genomen hebben, as d'r maar zóó veel op me te zeggen was geweest"... "Vader ging zijn weg"... "Je bent gek, gek, gek!"
AARON. Nu, dan is zij 's duivels moêr; Een vroolijk wicht! VOEDSTER. Een vreugd'loos, aak'lig, zwart en droevig wicht. Hier is het kind, zoo leelijk als een pad Te midden van de blanken van ons land; De moeder zendt het u, uw beeld en zegel, En wil, dat gij het met uw dolkspits doopt. AARON. Foei, slet! is zwart een zoo gehate kleur? Zoet bekje', een lieflijk bloempje zijt gij, ja.
Onder het viaduct, op de Gedempte Binnenrotte gaf hij een gulden, die los in zijn zak lag, weg, aan een oude, armoedige slet, die fleemerig fluisterend vroeg met haar mee te gaan, met cynische gemeenheid in haar stem, maar angst in haar oogen.... Hij keek nog eens om en zag dat ze er vlug mee weg liep.
En hij ging recht door de lauwheid van de kamer naar die achterover in die sofa liggende jonge vrouw, die hem even toelachte uit haar klein-geknepen oogen, bijna zonder te vertrekken haar strak, was-bleek gezicht en dadelijk stond ze op en ging hem voor. En nog even zag hij Sam hem na-oogen met een kalm-rustigen, goedig-bemoedigenden glimlach. Hij bleef dien nacht bij die slet.
Zijne Heilige Majesteit verwijt hem, dat hij zeker weer bij eene of andere slet in eene kroeg van de benedenstad uitgeslapen heeft.
Hoort, schurken! uw gebeent' maal ik tot stof, En 'k meng daarvan en van uw bloed een deeg, En uit dit deeg maak ik pasteienkorsten, En bak van uwe hoofden twee pasteien; Dan zal die slet, uw eervergeten moeder, Als de aarde doen, verslindend wat zij voortbracht. Dit is het feestmaal, waar ik haar op noodde, Dit het gerecht, waaraan zij smullen zal.
»Verleden zag ik een herdersmeisje bij een heg staan, vrolik en aardig zag ze er uit, met een net keurslijfje en een linnen mutsje, wollen broek en een grof hemd... Ik ging op haar af: »Lief kind," zei ik, »ik vind het treurig dat je het zo koud hebt." »Heer," antwoordde zij, »Goddank ben ik goed gezond en het zal mij heus geen kwaad doen als de wind eens door mijn kleeren waait." Ik zeide dat ik haar graag gezelschap wou houden, en dat het toch jammer was dat zij daar zo alleen het vee zou moeten hoeden zonder een vriend in de wereld..." En zo gaat het gesprek verder. Hij vleit haar, zij moet zeker de dochter van een ridder zijn, een fee moest haar die schoonheid gegeven hebben, die niet bij een boerenmeisje past. Zij moest hem nu maar zijn zin geven gaat hij door zoo'n landmeisje is toch wel te temmen, alles in de natuur wil toch paren, en hier achter die haag kunnen ze toch doen wat ze willen zonder gezien te worden. Maar gelijk Else in de ballade, heeft zij een afwijzend preuts antwoord klaar voor de vleier en zijn opdringerigheid: »van een ridder als vader, daar weet zij niets van, soort zoekt soort, een boerenmeisje moet aan niemand dan aan boeren denken en zij heeft geen lust haar maagdom te geven voor de naam van een slet." Maar in andere gedichten komen er heel wat brutaler scenes voor. »God zij met u, herderin, schoon gelijk een roos; ik ben zeer verbaasd u nog alleen te vinden. Een kleed met zilveren zoom wil ik u geven." Maar zij antwoordde dat zij niets met hem te doen wil hebben; zij wijst naar haar vader die daar ginds het veld loopt te ploegen en wil daar heen gaan. Maar hij liep haar achterna, greep haar beet en wierp haar in het gras. Drie malen kuste hij haar en zij sprak geen woord tegen, en toen hij haar voor de vierde keer wilde kussen, zeide zij: »Heer, ik geef mij aan u over." De schelmse gratie van de dansliederen en het cynisme van de pochende ridders (»gaps") vinden wij ook beiden in de pastorale terug. In tedere liefdeverlangens loopt de herderin een zomermorgen rond en neuriet er een liedje over hoe benauwd het haar in haar borst wordt en hoe zij zich een vriend wenst, sedert Robin haar verlaten heeft. Zelf roept zij een ridder aan die voorbij komt en toont zich meer dan gewillig. Maar dikwels is de herderin ook »trop sage de garder son pucelage" en houdt de al te vriendelike ridder voor den gek en op een afstand, of weet hem een pak slaag te bezorgen door een paar boerenjongens. Daarentegen scheurt de ridder bij andere gelegenheden haar brutaal de kleeren van het lijf of weet haar met leugenachtige beloften te paaien. En wanneer het dan gebeurd is, zoo eindigt hij triomfantelik het gedicht: »lors me montai, si m'en alai,
Zoo redeneerde juffrouw Henriëtte. Ze zag er niet gaarne als eene slet uit, en ze huiverde bij de gedachte aan een bordeel. Er is in alles schakeering en graduatie, ook in de ontucht.
Gij zijt een slet, een vod! had woedend de zoon haar verweten; maar verder had hij toch niet neen gezegd en de knappe meid voelde wel, dat zij hem in haar strikken hield. Maar 't onverwacht vertrek der mannen gooide eensklaps alles om en hij grijnsde van geheim triomfgenot, terwijl zij stug hare teleurstelling verbeet.
"Kieschheid!" zeide Marie, met eenen schamperen lach; "een mooi woord voor zulken als zij! Ik zal haar leeren dat zij met al hare airs niet beter is dan de vuilste slet die langs de straat loopt. Zij zal zich bij mij geene airs geven." "Gij zult bij God verantwoordelijk zijn voor zulk eene wreedheid," zeide Ophelia. "Wreedheid! Ik zou wel eens willen weten, waar gij die wreedheid vindt.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek