United States or Russia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Mathilde dacht nu na, over hetgeen Jozef in oogenblikken als deze wel voelde. Hoû-je van me? vroeg zij. Dit had zij al zoo dikwijls gevraagd. Dat weet-je wel, heel veel. Wezenlijk, heel veel? Wezenlijk, zeî Jozef, maar hij lag te lekker den zomermorgen te genieten, zoo op zijn rug, om haar voor dit gezegde in zijn armen te nemen en te zoenen, zoo als zij het had gehoopt.

Vóór dien dag had ze altijd geleerd van "God den Vader" en van een "persoonlijken God", die de menschen had "geschapen naar zijn beeld ..." en van het laatste oordeel, den hemel, de hel.... En ze had zich een onbestemde, toch angstig-starre voorstelling gemaakt van een vreeslijk ouden, strafstrengen en rechtvaardigen grijsaard, die, ergens hoog in de wolken, op een troon zit, met een gulden staf en een heel langen witten baard, aldoor maar roerloos-recht vóór zich kijkend.... Daaraan te denken had haar dikwijls bonzend-bang gemaakt, en ook wel bedroefd voor al die arme, doode menschen, die door God met zijn staf waren teruggewezen, en daarom nu altijd, altijd branden moesten in de hel.... Ze had wel dikwijls vaag gevoeld dat ze 't eigenlijk niet goed gelooven kon..., maar nooit had ze in haar kinderziel flink-weg en hard-op durven denken aan dat ongeloof.... Toch was ze altijd heimelijk blijven hopen, dat er in-eens iets heerlijks met haar zou gebeuren, dat ze iets hooren of iets zien zou, waardoor al haar angsten en benauwingen zouden vervliegen tot droomen, tot niets.... En dat was gebeurd dien zomermorgen.... Een paar lichte woorden hadden 't gedaan.

Toen stegen zij af en grepen elkaar met groote woestheid aan. De beroemde helden stonden elkaar, de ridderlijke Moussa en de koninklijke Marko. Moussa kon Marko niet ter aarde krijgen en Marko kon Moussa niet overwinnen. Een ganschen zomermorgen worstelden zij met elkaar. Ongeveer op het middaguur kwam wit schuim op de lippen van Moussa en Marko's lippen waren bedekt met schuim en bloed.

Terwijl ge over het veêrend, golvend gras loopt in den kalmen vrede van een zomermorgen, dringt plotseling een verre vage toon tot u door, alsof hoog in het blauw een enkele harpsnaar werd aangeslagen. Ge doet een paar stappen en hebt hem weer verloren; gaat ge terug dan hoort ge hem weer.

En dan die rit door den zomermorgen, bloeiend van zon en geur en vogels; en aan het doel van den tocht gekomen, het kostelijk landelijk maal in de schuur van het kasteel, en daarna in den boomgaard het kersen-eten, die hij plukt en hun toewerpt, fijntjes mikkend. De lange dag van morgen tot avond één bekoring; vol, vol van geluk als een zomerwolk van glans.

Op eenen zomermorgen van het jaar 1855 bevond er zich eene zeer oude vrouw in de benedenkamer van het hoveniershuis. Zij had de koffie opgeschonken in eenen zilveren pot, en zette nu op een verlakt schenkbord eene drinkkom van verguld porselein. De kostbaarheid dezer voorwerpen kwam in het geheel niet overeen met het overige huisraad der kamer.

'k Zag ze in 't bosch, een zomermorgen, Bloeie' op hals en schouderblond; 't Maagdlijk hart had duizend zorgen, Toen, wat ieder bleef verborgen, 't Oog van den geliefde vond. Wonder, wonder om te aanschouwen Lichaamsblank in 't witte kleed, "Schooner" dacht ik toen zijn vrouwen "En wat zij verborgen houen "Dan welk wereldsch schoon ik weet."

Een paar kinderen zaten ijverig te studeeren; de gamma's en Czerny-études klonken op dien zonnigen zomermorgen door de gangen even droomerig en half onwezenlijk als zij dat hadden gedaan in mijn vaders huis, toen ik zelf een kind was. Een hollandsche huisvrouw zou er schik in gehad hebben. Daarnaast was de afdeeling »tooneelgarderobe«, zorgvuldig gerangschikt en goed voorzien.

Hij verbeeldde zich dan, dat hij omringd was door vijanden die hem zijne vrouw wilden ontnemen, en dat vluchten het eenige redmiddel voor hem was. "Eens op een zomermorgen stond hij op, wekte zijne vrouw, en zeide haar zich klaar te maken voor de vlucht. Hij zou bevel geven in te spannen om dadelijk weg te rijden.

Gemakkelijk drukte hij zich in een hoekje van het rijtuig; en zijne genoegelijke gewaarwordingen op den lieven zomermorgen, na een weldoorgebragten nacht en een genuttigd frühstück, stemden hem tot een aangenaam peinzend stilzwijgen; totdat hij eindelijk het resultaat zijner bespiegelingen in deze woorden uitte: "Wat heeft men toch al aangename afwisselingen op reis!"