United States or North Korea ? Vote for the TOP Country of the Week !


Een fijn-gesponnen vool hing erover, die de blauwe zijde van de gefestoeneerde sargie doorschijnen liet. Geluideloos bogen de lichte donzen .... Mijnheer du Bessy snelde naar juffrouw Henriëtte en, daar hij haar niet oplichten kon, trachtte hij haar met wilde zoenen tot bezinning terug te roepen. Dit was geen gemakkelijk werk.

Ook den volgenden dag kwam ze. "De koffie mijneer." "Heb je weer zoo'n haast?" "Moeder is alleen." "Mag ik je een zoen geven?" "Ga nou weg!" "Kom nou, ééntje." "Je bent zoo leelijk, zeg!" "Leelijke zoenen ook"... "Ik zou je danken." Weg was ze. Hij at, zong en werkte. 't Kon hem niemendal schelen. Ze zeiden allemaal leelijkert, later mochten ze hem toch. Derde, vierde, vijfde dag. Het bleef zoo.

Zeer teeder droogde zij met haar zakdoek de treurige oogen van het kind af. En nu, jongens, slapen. Het is al laat geworden! zeide ze dof. Zij bracht ze naar bed: iets, dat heel lang duurde; eene plechtigheid met allerlei ritualiën van uitkleeden, wasschen, gebedje opzeggen, toedekken, zoenen. Toen zij na een uur weêr beneden zat, alleen, voelde ze eerst goed, hoe treurig zij was.

"Lieve jongen!" zeide zij tot Jacques; "ik zal je honderd maal meer zoenen geven, dan de boom bladeren heeft .... En zij voegde eraan toe: "Ik voel me trouwens veel beter .... Ik zal heel gauw weer uit kunnen gaan, maar omdat het zoo koud is en ik geen winterhanden wil krijgen, moet je een mof voor me koopen." Gedurende den geheelen duur van haar ziekte was die mof haar eenige wensch.

In 't begin leefde ze er in een bevend ontzag voor "den trant van het huis", en de herinnering aan "mijnheer", die zweefde over alles! Paul en Virginie, de een zeven jaar, de andere nauwelijks vier, schenen haar van een kostbare materie geschapen; ze liet hen paardrijden op haar rug, en mevrouw Aubain zei haar, hen niet elk oogenblik te zoenen, hetgeen haar diep bedroefde.

Maar 's avonds als de frissche dochters; neen! de glundere moeders óók nog wel; voor de "fiedel" staan, met boeren en knechten, en voor vier duiten een deuntje dansen. "Kan je dan geen schotsche drie?" "Kan je dan niet dansen?" en zoenen moeten, als de lustige speelman in den hoek, achter de kam strijkt!....

Geene verandering op hun gelaat bemerkende, begon zij hen te zoenen en te streelen met eene uitdrukking, die nog genoeg verdwaaldheid verried; want men zou gezegd hebben, dat eene dwaze vreugde op eenmaal de droefheid in haar hart vervangen had. Maar die blijdschap moest van korten duur zijn.

Amélie, die 't geval éénig, om te zoenen vond, die wel den heelen nacht had willen trainen, gedragen op de vleuglen van geestdrift en ambitie, liet pa vloeken en ma blazen.

Deze goede geesten zijn Willem en zijne echtgenoote Theresia; deze beschermengelen zijn hunne vier lieve kinderen, die geleerd hebben, den ouden oom te beminnen, en die hem tergen en op zijnen rug klimmen, en hem streelen en hem zoenen, totdat de glimlach der voldoening zijn gelaat kome bestralen.

"Uit wat?" vroeg ze, niet begrijpend. "Je krijgt 'r idee in," zei hij, z'n hoogdravendheid terugnemend. "Mag 'k nie mee opblijve?" "Nee, vrouwtje van me." "En mod-'k dan in jóúw bed?" vroeg ze lacherig, de trap afgaand. "As 'n prinses, ja en morgenochtend zal 'k 't plekkie zoenen waar je hoofd heit gelegen."