Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 9 juli 2025


De jongen, slecht wakker, keek dwalerig, lacherig; hij huiverde in de schouders, schuwoogde de lantaarn in en krabde wat onder zijn voddenmantel over de vorstelijke borst. In zijn kroeshaar spatterde licht, hooisprietjes, ze vonkten goud als droeg hij van de zon meê in zijn haren.

Tante Heintje, breed uitzittend, de handen op het morsig blad van de tafel, zong 't over de andere stemmen: "...Zolledariteit?... Waas ist zolledareteit?... 'n Aardige fijne man!... Spreekt fráns!... Zolledareteit!... Zolledareteit!... Mezomme zal je meene!"... En Joozep die in de korte gaping lacherig schreeuwde: "Solledareteit Krijg de schrijt!", deed ze allen lawaaiend lachen.

Toen ruimden ze samen de kamer benee, sprenkelde hij water, haalde-die turf en 'n kooltje bij Reggie. Aldoor bewreven ze mekaars nabijheid, zij lacherig, schuw door dat plotslinge, hij bleek, met scherpe, nerveuze gebaren. Dan waren ze weer boven, op zijn kamer, hij 'n waschkom dragend, zij de la van de tafel met de kam, de zeep en de doeken.

Hier zijn ze, Augusta, zei Crispina en toonde de jongens. De vrouwen zaten op rustbank, schabellen. Zij waren de onverdraagbare somberheid van het Palatium ontvlucht. Zij wisten, dat Crispina hare zonen wachtte.... Weten zij iets? vroeg Domitia, lacherig. Niets, Augusta, zei Crispina. Weten zij niets? fluistervroegen Domitilla, Fabulla. Niets, herhaalde Crispina.

"Uit wat?" vroeg ze, niet begrijpend. "Je krijgt 'r idee in," zei hij, z'n hoogdravendheid terugnemend. "Mag 'k nie mee opblijve?" "Nee, vrouwtje van me." "En mod-'k dan in jóúw bed?" vroeg ze lacherig, de trap afgaand. "As 'n prinses, ja en morgenochtend zal 'k 't plekkie zoenen waar je hoofd heit gelegen."

"Ah, oui, il frappe," herhaalde Antonio, die scheen te gelooven dat de schilder het voor een grapje hield. Lacherig keek Johan 't ding aan, een ebbenhoutachtigen knoet, die van boven wel de dikte had van een jongenspols; een leêren lis was door 't dunne einde geregen en daarmeê hing het om den pols van den politieman.

Lacherig nog stapte Johan door, het straatje af, in eens gedwongen schoor te loopen tegen den afzakkenden weg, de hakken telkens geplant in de modder, schrap met den rug achteruit, want almaar daalde de straatgeul tusschen de smerige, vensterlooze muren door. Tusschen steile wanden, die benauwd dichtbij waren, ging hij, tusschen gevangenisachtige, leêgstaande stijgingen.

Mijntje die de trap opsjokte, ketste hen van mekaar. Mal van gebaar, bleek, kwam-ie de kamer binnen, terwijl zij naar 'r vader terug liep. En toen ze 'n oogenblik later, lacherig, dwalend-van-oogen de deur opende, keek ze naar iedereen, niet naar hem, in lichtschuwe beduusdheid. Essie zette koffie, telde de zwarte balletjes acht voor twee cente, zooas ze gedacht had.

En de deur sluitend, dee-ie wat ze gevoeld had, wat ze met 'r gloeiende oogen verlangde, nam-ie 'r in z'n armen, smolt zijn mond in den hare. Naar adem smakkend duwde ze 'm lacherig weg, ging-ie op den grond zitten, op 't matras, trok 'r naast zich. 't Dansend kaarsje bevlamde 'r gelaat, de weeke wangen, 't zwarte, tuimlende haar. Met 'r hand op z'n knie, sprak-ie wat 'm zoo inviel.

"Jij ben 'n engel", zei Eleazar, 'r ineens zoenend, wat 'r bandeau dee verschuiven dat 't zilverhaar pluisde in 't lamplicht en de kindren druk van lol begonnen te gieren. Zij 'r bandeau lacherig terugduwend, zei nog eens: "God zal ze zegene huillie en juillie"... Essie zette de pan met de visch op tafel Rebecca nam de rijst met de erwten van 't vuur Suikerpeer brak de harde bokkings in drieën.

Woord Van De Dag

staande

Anderen Op Zoek