United States or Aruba ? Vote for the TOP Country of the Week !


Je bent in zoo lang niet bij me geweest! sprak ze en gaf hem de hand. Hij antwoordde nog niet, glimlachend. We zullen in den tuin gaan zitten, achter, het weêr is zoo mooi. Ja, sprak hij. Zij wandelden den tuin in, langs de arabesken der paden; de jasmijnen sterrelden wit langs hen heen. In een andere villa speelde men piano, de klanken dwaalden over: het was Rubinsteins romance in es.

Mijn appetijt is zoo goed als weg, maar toch eet ik. De gesprekken aan tafel zijn aangenaam en leerrijk tevens. "Furchtbares Wetter." "Oh! entsetzlich!" "Es regnet heute wie verrückt." "Touren kann man nicht machen durch diesen abscheulichen Regen." "Ich reise ab wenn es nicht besser wird!" "'s Ist fast nie zum aushalten" "Mein Koffer ist schon gepackt!"

Toen hoorden zij plotseling een dof gestommel aan de voordeur en allen keken met verwondering, de vrouwen bijna angstig, om. "Och Hiere, was és dat doar!" riep Rozeke, gejaagd opstaande, bang geworden door de akelige verhalen.

Meester: Vrient, ic sal u beteren raet Gheven, wildi na mi hoeren. Secht mi: wanen es hi gheboren? Dies biddic u doer Apolijn. Hi mochte van selker gheboerten sijn, Ic salne copen alte hande! Ende voerene met mi uten lande In heydenesse, des sijt wijs, In ene stat, het Balderijs, Die doer Torkien en gheleghen.

As ik je es ècht zou willen gaan antwoorde', dan zou je vader wel eerst iemand anders magge gaan hale om z'n avondete' klaar te make' om nog niet eens te spreke' van de wasch " "Nou, goed, moeder," zei hij dan, na haar een oogenblik verwonderd te hebben aangekeken. "Ik wou 't je niet lastig maken." En dan verzonk hij weder in gedachten.

"'K espres gewacht tot da g' alliene woart.'K moe ou spreken; 'k moe ou nog wa vroagen." "Watte? wa es 't?" riep ze kortaf, doodsbleek, de lippen bevend, de beide handen aan de leuning van een stoel geklemd, het gansche lichaam als tot zelfverdediging gespannen en gestramd. "Of ge nou mee mij wilt treiwen?" vroeg hij dof.

'K hem doar op 't hof zien leupen," hoorde zij het meisje eensklaps zeggen. En zonder de minste moeite wist Rozeke zich te beheerschen terwijl ze doodkalm: antwoordde: "Joa, 'k hem euk gezien. Hij es zeker zat?" "'K en weet 't nie, bezinne; hij 'n ziet er toch moar oardig uit. As hij om eten komt 'k zal 't hem toch wel moete geven?"

Joa 't, mejonkvreiwe, 't es lijk of hij zegt, meende Fonske's moeder gewichtig te moeten beamen. Een deur ging open en Van Belleghem kwam binnen: groot, dik, rood, met zwarte snor en opgeblazen kop, die van heel wat zondag-borreltjes en potjes bier scheen te getuigen.

Moar wat grip e ze nèrig op, want he vertrouwt te anderen geenen cent. "Kom jongens, noe nog 'n pötjen," rup Henne al weer, "der bunt er nog meer biêkommen, dat zal 'ne fijnen pot worden. Vîve an! Haroet, haroet!, H. P. t. Achterhoeksch II. Hanenèfken en Hennenichjen. Doar wazzen es en Hanenèfken en Hennenichjen en die wonden bij mekare en kokten samen de pot.

Hij es schouw veur onweer en hij hoast hem binnen mee 't loaste van den oest." Moeder zei niets meer en ging hoofdschuddende weg. Rozeke zat starend, met teedere oogen, te kijken naar haar jongste kind in 't wiegje en de barones gaf een tikje met de punt van haar schoen aan Gessler, die vóór haar voeten lag, en stond op.