United States or Ukraine ? Vote for the TOP Country of the Week !


Soo ist dat wij den Raadt...op 11en September passado in consideratie gaven ofte men niet en behoorde 't Quelpaert dat wel beseijlt ende wederom gerepareert was met voorsz. goede novos op hoope dat den Japander ons daardoor wellichtelijck met meerder vrijheijt in den handel als andersints mochten comen te verleenen, ofte wel ijets anders goets in Comps affairen veroorsaecken.....Resolveerden den 11en September voornoemt dito Quelpaerdt wel gemandt dienselven dach te laten reijs voirderen, gelijck geschiet is; Godt geve ende verleene hem behouden reijse, waer aen niet dubiteren alsoo seedert sijn vertreck alhier veele zuijdelijcke winden hebben gewaeijt.

Hem dochte, daer si voer hem stont, Dat die dach verclaerde.

Eenige schreden verder, tegen den Gentschen weg, staat, half verscholen in den gevel der huizen, het oude kapelleken van Groeninge, over weinige jaren versierd en voorzien van een toepasselijk opschrift: IN : T : JAER : ONS : HEREN : 1302 : OP : SENTE : BENEDICTUS : DACH : IN : HOYMAENT : WAS : DE : STRYT : TE : CURTRYCKE : ER : ZYN : DOOD : GEBLEVEN : OMTRENT : 21000 : MN : WAERONDER : 63 : HERTOGEN : GRAVEN : EN : 1800 : BAENDERHEREN : EN : EDELEN : R : I : P : *

In een vroeger door ons genoemd allegorisch gedicht zien wij vier personages, die elk een der temperamenten voorstellen, bezig met een lied waarvan zij den zin niet kunnen vatten. Nu spreken zij af: Dat si souden al ghemeen Studeren, peinsen, nacht ende dach, Bezien wiet eerst ghevinden mach .

Myn vader hielt my veur, Dat ik beminnen moest, myn Heer, een Exploteur. WOUTER. Neen, zo goed koop te slaan, dat zal in ’t minst niet lukken; Heb jy die kneepen in jou gat, zo schyt die nukken Vry uit. Ha! ’k zal ’t afgrond vergeeten noch... JERONIMO. Ach, ach! Geen kwesti, Heer. WOUTER. Mijn Heer, uw dienaar, goeden dach. Een schop in ’t gat, een lap om ’t oor, een mensch verachten!

"Ja, zie je" begon hij zich nu gejaagd te verontschuldigen met eerst telkens pauzes van confuus gegrinnik "zie je, 'k had 't je ommers beloofd, ... da'k je 's me fijnste handschrift zou sture... je die eerste letters gezien?... en dat adres, ?... zoo allegaar uit de vrije hand ... op logement in me leege ure getrokke ... En heelegaar zèlf, hoor ... heelegaar zèlf .... geen mensch an geholpe ... of doch je van niet? ... want die rekweste-schrijver leit tegeswoordig ommers op 'n ander logement... Ik kòn 'm niet eens, die man, toe 'k je schreef ... nee, en toe 'k 't 'm liet zien, toe zeit ie: 'k ben d'r jaloersch op zooas jij toch ken schrijve ... want 't is twee droppels water mijn eigeste hand, maar alleenig veel fijnder ... nòg fijnder ... nog nobelder... Ja, dat zei d'ie, dat 't nobelder was dan zijn hand!... Nou, en hoe von jij 't dan nou?.. want je zeit niks... Waarom zèg je nou niks?... 'k je toch niet beleedigd?... Of was 't je te amekaal van zoo'n schooier, van zoo'n brok vuil, ... da 'k je 'n brief schreef, zooas tie uit mijn zondige hart op was geweld?... Want me laaste ademtocht ... ... me doodsnik ... da' weet je ... de kreet eener stervende, wiens misdadige ziel opstijgt voor de vierschaar ... van de Natuur Nou dach jij da 'k me daar ging versmoeze .... da 'k as verwoed atheïst me steke liet valle ... Maar valt 't je mee ... zeg ... valt 't je mee van Racier dat-ie nog net op 't laatste nippertje Gods's naam in het geslikt en me eigeste geloof hoog heb gehouwe?... Want jij sn

6 ditto, hoochte van 16 grad., 34 minuten; de caep Oost van ons; waren ontrent 10 mylen vande wal; den heelen dach stille; dreven mettet hooft om de West. 7 ende 8 ditto als vooren in stilte gedreven; de caep op de hoochte van 16 gra., 40 min. O. ten Z., ontrent 10 mylen van ons; was heet weder, wy vingen dagelycx vry wat visch.

Neen! Zóó ver zou de helsche spokery niet gedreven worden! Hy lag wel inderdaad in Femke's kamertjen, of in haar bed toch, want 'n byzondere kamer had ze zeker niet. Als ik nu 'n stuk uit het laken knipte, dach hy, om morgen te kunnen zien en tasten, en zeker te zyn?

Vgl.: "een vrouwe heeft ons een spinrocken gerockt daermen nu nacht en dach met besich is om quaet garen af te spinnen twelck wel int afhaspelen vuyl quaet wergaren mochte worden." Sermoenen-Broer Cornelis. Vgl. 1522. uyt de lieden beurse, vgl. ook Van Helten, Vondels Taal, Synt. blz. 141; mndl. de weeskinderen goeden; die arme luden lijken, etc. in Mndl. Spr. blz. 450.

Vrient, god gheve u goeden dach, Ende een vriendelijc morghenstont Wil u god gheven, ende ghesont Moetti bliven in alder tijt! Vrient, god lone u, wie ghi sijt, Dat ghi mi vriendelijc sprect an. Nu berecht mi als goet man, Hebdi hier in langhen tiden Ene joncfrou sien liden, Die scone was ende wel ghedaen? Vrient, ghi selt mi verstaen.