United States or Northern Mariana Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Doch keeren wij voor een oogenblik tot Kyd terug. Zijn Jeronimo en zijn Spaansche tragedie zijn, zoowel wat het plan als de uitwerking er van betreft, zoo onzinnig mogelijk; in gezwollenheid en grootspraak geeft hij aan Marlowe niets toe; slechts hier en daar vindt men gedeelten, die inderdaad roeren en treffen; over het algemeen mangelt het hem aan smaak.

Maar, ’k zie daar de Gravin van Narrestyn, veel licht Komt zy hier ook zo vroeg om zaaken van gewicht. JERONIMO. Mevrouw, gy komt te laat. GRAVIN. Zei ik het niet! warachtig Myn knechten maaken my noch dol, niet een is machtig Om ’s morgens op te staan, al schreeuw ik al myn best; Wil ik haar hebben, ’k moet haar haalen uyt het nest. JERONIMO. Hy doet hem zekerlyk miszaken.

Zei jy niet, dat je waart haar vader? en dat zy... JERONIMO. Myn Heer... DANDYN. Zy weet uw zaak veel beter Heer, als gy. De schoonheid kan men uit haar hemelsche oogen leezen! Maar dat’s ’t niet al, myn kind, daar moet ook wysheid wezen. ’k Ben opgetoogen door de schoonheid van haar hair! Maar wilt gy hoe galant ik in myn jonkheid waar, Men zei... IZABEL. ’k Geloof het wel.

JERONIMO. Heer, kan men binnen gaan? LEANDER. Neen, Heer. JERONIMO. Waarom niet, Heer? ’k Had in een uur of twe gedaan, of in iets meer. LEANDER. ’k Zal voor niemand niet, myn Heer, de deur ontsluiten. GRAVIN. Gy doet zeer wel, dat gy dien schreuwert houd daar buiten, Maar ik... LEANDER. Men laat geen mensch naar binnen gaan, Mevrouw. GRAVIN. Ik zal’er echter in. LEANDER. Mischien.

Kom, sla maar toe, ik heb vier kinderen te voeden. JERONIMO. Vergeef het my, myn Heer, ik kond in ’t minst vermoeden; De beste kan hem wel vergrypen; ’k zal wel weêr Die straf verzoeten. Och! och ja, och ja, myn Heer, Gy zyt een Exploteur, dat zweer ik, zonder weêr ga. Dat volk bemin ik als my zelf, en ’k vraag’er meêr na Als na myn beste vriend.

IZABEL. Myn Heer, ’k verzeker u, dat ik myn woord zal houwen. LEANDER. Kom, teken. Ik en ’t recht die zullen u vertrouwen. Kom, tekent gy niet Heer? JERONIMO. Ja toch, ik ben bereid Om blind te teeknen, wat myn Dochter heeft gezeit. LEANDER tegen Izabel. ’T gaat alles naar myn wensch.

JERONIMO. Niet langer! GRAVIN. Ach! myn bed... JERONIMO. Wat jaaren hebt gy wel? gy zyt noch fris van leeden. GRAVIN. Omtrent de zestig. JERONIMO. Goed. Wilt vry die tyd besteeden. GRAVIN. Zy doen haar best vry, ’k zal ’t niet steeken laaten, neen, Al zou ik aan ’t Proces myn laatste hemd besteên. JERONIMO. Mevrouw, dit moest gy doen, geen weg is voor u nader.

Myn vader hielt my veur, Dat ik beminnen moest, myn Heer, een Exploteur. WOUTER. Neen, zo goed koop te slaan, dat zal in ’t minst niet lukken; Heb jy die kneepen in jou gat, zo schyt die nukken Vry uit. Ha! ’k zal ’t afgrond vergeeten noch... JERONIMO. Ach, ach! Geen kwesti, Heer. WOUTER. Mijn Heer, uw dienaar, goeden dach. Een schop in ’t gat, een lap om ’t oor, een mensch verachten!

Is dat gerechtigheid? och! heet dat recht doen, naar Ik heb geprocedeert by na de twintig jaar? Een toevlucht is ’er noch daar ik op heb te hoopen; ’t Request Civiel, Mevrouw, dat is noch voor my oopen: ’k Geeft noch niet op. Maar gy, komt ge om te pleiten hier? GRAVIN. Och, mogt ik! JERONIMO. ’k Zal myn boek verbranden in het vier. GRAVIN. Ik...

Antwoordt op uw gemaak, ik zal zo naau niet zien. Hebt gy daar flus niet van die Exploteur ontfangen Een zeker Schrift? IZABEL. Ja, Heer. JERONIMO. Dat ’s wel. LEANDER. Ik heb verlangen Te weeten, of gy dat aan stukken hebt gescheurt, En niet gelezen? IZABEL. Ja, ik last ’t eerst. JERONIMO. Op haar beurt Antwoord zy wel. LEANDER. Vaar voort met schryven. Om wat reden Hebt gy ’t gescheurt?