Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 29 mei 2025


Vrient, god gheve u goeden dach, Ende een vriendelijc morghenstont Wil u god gheven, ende ghesont Moetti bliven in alder tijt! Vrient, god lone u, wie ghi sijt, Dat ghi mi vriendelijc sprect an. Nu berecht mi als goet man, Hebdi hier in langhen tiden Ene joncfrou sien liden, Die scone was ende wel ghedaen? Vrient, ghi selt mi verstaen.

Ook hare vergelijkingen ontleent HADEWYCH niet zelden aan het natuurleven: de minnaar komt uit de stormen der minne en alle verdriet te voorschijn, zooals een roos, bevochtigd door den dauw, op den dorenstruik ontluikt; ook in de minne is het: "na groten storme werdet dat weder scone"; waar 't gemoed met den rijp van den waan is bedekt, daar kan geen loover van minne groeien . Andere vergelijkingen verplaatsen ons in het dagelijksch leven: hoe hooger kasteel men wil bouwen, hoe dieper men den grond moet omwoelen; zij vergelijkt zich zelve bij een kind "dat na sprect dat het spreken hoort"; op de vervulling van de beloften der minne moet iemand wachten, zooals een gehangene dat men hem zal afsnijden; elders vinden wij vergelijkingen of beelden ontleend aan schaak- en dobbelspel; op de grens van het platte staat zij met haar beeldspraak van de taverne waarin Minne hare gasten bedient.

Ay! mochtic noch vader ende moeder mijn Scouwen, so waer mi therte verclaert; Ende waren si dan van hogher aert. So waer ic te male van sorgen vri, Sine moeder: O edel jonghelinc, nu comt tot mi Ende sprect tegen mi een woert, Want ic hebbe u van verre ghehoert Jammerlijc claghen u verdriet. De jonghelinc: O scoene vrouwe, wats u ghesciet, Dat ghi aldus lict in dit prisoen?

O weerde maghet sente Marie, Ende hoe ghelijc so sprect si hare, Damiet der scoender care, Van Damast die scoene coninghinne, Die ic boven alle vrouwen minne, Die op der eerden sijn gheboren. Nu sprect op ende laet mi hoeren, Ghi sprect haer boven maten ghelijc.

Nu sprect op, hoe gheefdine mi? Robbrecht: Vrient, dies moghdi wesen vri. Om dusent pont van goude ghetelt. Meester: Houdt, vrient, daer es ghelt, Ende gheeft mi den jonghelinc; Maer berecht mi ene dinc: Hoe es sijn name, doet mi bekant. Robbrecht: Esmoreyt het die jonghe wigant, Al soe es die name sijn.

Nochtan dat hi dat scone wijf Minde boven alle die leven. Bi valschen rade, die hem wert gegeven, Dat hi sprac messelike woort, Wort gherechte minne ghestoort, Also dat si hem ontginc. Daer omme radic boven alle dinc Hoveschelike te sprekene elken man, Waer hi mach ende waer hi can. Ende sonderlinghe van allen vrouwen Sprect hoveschelike ende mint met trouwen.

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek