Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 28 juni 2025
Behalven dat alle geregelde lieden gestaegh tegens die maniere van doen zijn geweest, en noch zijn, soo was dat noch een geheel andere sake, want de jonge lieden en plegen malkanderen soo na niet te komen, ofte sy en kenden malkanderen al voren door dagelickschen ommegangh: sulcx dat niet geseyt en kan werden..." Spreeckt nu het leste woort: ick stae hier, schoone maeght, Wat seghje?
Te midden in het woort soo biet hy Pretiose 565 Een schoonen diamant.
Ontfanght mijn rechter-hant, ontfanght mijn frissche* leden, Die ick in u vermaeck na desen wil besteden, Ontfanght mijn herte selfs, en stelt my buyten pijn, En spreeckt een eenigh woort, en ick sal uwe zijn. 920 Andreas hoordet aen, maer kon het geensins prijsen, Dat uyt haer teeren mont soo vrije woorden rijsen.
Des heeftse by haer volck soo veel ontsagh gekregen, Dat sy het menighmael geleyt in beter wegen: En schoon dat hun de mont tot vuylheyt is gewent, Men hoort geen dertel woort als syder is ontrent. 60 En of oock al het rot* tot stelen is genegen, Sy straft het vuyl* bejagh en isser heftigh tegen: En mits* sy wonder veel met sangh en spelen wint, Soo is Maiombe zelfs tot stelen niet gesint.
Ay mi, nu es al mijn vroude een blijf, Die ic op eerde ie ghewan, Dat icse niewer vinder kan Die overscone Sanderijn. Ondanc hebbe die moeder mijn, Dat ic die woorde nie ghesprac. Mi dochte, dat mi mijn herte brac, Doe ic sprac die felle woort; Daer om es si op mi ghestoort, Ende es mi heimelijc ontgaen: Dat heeft mijn moeder al ghedaen, Die mi die woorde spreken dede.
Waarom het my voor tegenswoordig genoeg is, dit met een enkel woort te hebben aangeweesen, om ook andere occasie te geeven, dit verder naa te soeken, alsoo de Natuur door een gemeenen arbeyt moet ondersogt worden; en ook, om dat een persoon alleen niet als seer weynig kan uytvoeren, omtrent saken die oneyndig syn.
Nu biddic u allen, arme ende rike, Dat ghi wilt swighen over al, Ende merct, hoet beghinnen sal. Ay god here, hoe mach dit sijn, Dat ic die scone Sanderijn Aldus met herten hebbe beseten; Nochtan wert mi verweten Van mijnder moeder alle daghe, Dat ic mine minne so neder draghe; Dies hoor ic menich spitich woort.
Heer Lanseloet, geloofdijt mi Bi ridderscape ende bi trouwen: Als ghi met Sanderijn der joncfrouwen Hebt ghedaen al u ghevoech, Dan seldi seggen: "ic hebbe uus genoech, Sanderijn, ic ben uus nu sat Ende van herten also mat, Al haddic VII baken gheten". Dies en seldi emmer niet vergheten, Ghi selt spreken dese woort, Ende dan seldi rechte voort U van hare keren al den nacht, Ende ligghen ende slapen soete ende sacht, Sonder spreken, ende swighen al stille.
Ongehoorzaam zijn om zichzelven het leven te benemen op bevel van de Mohammedaanse vorst, is een boze "daet, Maer 't is een deftigh helt, die hier in willigh gaet." "..... hiet my lieve man, In dat soet-deftigh woort, daer in soo ligt verholen Wat u en my gelyck de Schepper heeft bevolen." "Het is geen deftigh man, Die met gebogen hals geen dwasen lijden kan."
Den spegt is in den strengen en langduerygen wynter ook seer schadelyk, want hy bydt door den ruegh van den korf, daer de byen den honigh bewaeren, hy eet den honigh en de raeten en bederft de byen. Om desen voogel af te weeren moet men dikwyls de byen berooken om hem te jaegen, ofte men moet allerhaende lappen aen de huet haengen opdat hy baeng woort en vliegt weegh. D. Vr.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek