Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 9 mei 2025
Ic duchte, si u noch met hare list, Her coninc oem, sal nemen dleven. Si sal u seker noch vergheven. Dat weet ic te voren wale. Ic hebbe soe menichwerf haer tale Gehoert in heimeliker stont, Nochtan en ghewoeghs nie mijn mont Meer dan nu te deser ure. Ic weet wel, si heeft die creatuere Selve ter doet brocht, Want si u noit wel en mocht, Om dat ghi hebt enen grauwen baert.
In Junij stont den Tarter weder op zijn comste, worden 't samen bij den veltoverste geroepen, die ons door den voorn: Weltevree van wegen den Coninck aenseijde onder schijn datter op 't Quelpaerts eijland weder een schip was gebleven, den gemte Weltevree door sijn ouderdom onbequaem was, daer nae toe te gaen; datter drie van ons die de spraeck best conde, derwaerts mosten, om te vernemen wattet voor een schip was, soo dat 2 a 3 dagen daer nae een adsistent, den schieman ende een matroos derwaerts vertrocken met een sergiant tot haer geleijder.
Wat sy van yemant weet dat veynst sy als te lesen Of uyt het oogh alleen, of uyt het ander wesen*: En dit noch altemael met soo een gauwen streeck, 135 Dat oock de sneeghste* man verwondert stont en keeck.
Immers, ook LODEWIJC VAN VELTHEM die zich overigens in dezen welingelicht toont, schrijft over de redenen tot den moord: Ander secgen: dat om een Vrouwe quam, Dat men hem sijn leven nam, Daer hi met soude hebben te doene, Die wyf was een van sinen baroene, Ende datten diegene daerom lagen Leiden vander stont alle dagen .
Geduijrende sijn aenwesen in des Conincx stadt, is van sijn logement tot des Conincx hoff de straten met soldaten beset, ontrent 10 a 12 vadem van malcanderen 2 a 3 man die niet en doen dan briefkens die uijt het logement des Tarters comen malcanderen toe mannen, opdat den Coninck mag weten hoe 't met den gesant van stont tot stont gelegen is, in somma soucken maer alle middelen om hem te eeren ende wel te onthalen, ten respecte van sijn heer ende dat bij den gesant over haer geen dachten gedaen wort .
Zoo stond zij bij het water bloemen te plukken en te peinzen, tot zij opeens opzag en bloosde, want zij had haren lieven geselle, den sconen Rogier zien komen. Die jonefrouwe hevet hem outfaen, Sciere is si opgestaen, Ende quam te Rogiere ter stont, Ende custene an sinen mont. .......................... .......................... Liefelijke teedere beschrijving der zoetste min.
Het zijn gewoonlijk verbindingen van twee werkwoorden, waarvan het eene een lichamelijken toestand, het andere eene werking uitdrukt; aanwijzingen van het eerste soort, zooals: "daer hi lach, sat, stont" achten wij nu overbodig voor de middeleeuwsche menschen waren zij dat niet.
Zoo was het klooster Blandinium te Gent blijkbaar gesticht op de plaats waar vroeger een Oudgermaansch heiligdom had gestaan. Immers, wij lezen in het Leven van Sint Amand: Het was omme den torre Blandijn, Daer die afgod der Sarrasijn In stont, die Marcurius hiet.
Meester: Soe sal hi ewelijc payijn Bliven, dies moghdi wesen vroet; Mamet di mi bewaren moet, Ende ic vare wech met minen gast. Robbrecht: En trouwen! nu es mijn herte ontlast Van dies ic stont in groter sorghen; Want ewelijc blijft hi verborghen In heydenesse, dies benic wijs; Want die stede van Balderijs Leghet doer Torkien in verren lande. God die moet hem gheven scande!
Hoe goed ook zijn de kapriolen beschreven van de kleine vossen, die zoo'n pleizier hebben in de weerkaatsing van hun beeld in een spiegel, waar zij: in plaghen te spieghelen ende voor te springhen, ende saghen hoe haer steertjens hinghen, ende hoe hem haer muulken stont .
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek