Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 28 juni 2025
"Zie," zei Pallieter tot Fransoo, "da zen vier zingende pluime, die overal waaie met de wind mee." "Bruur," riep hij, "da zijn Wagners, Palestrinas, Beethovens, die mor kunne klappe oep hun zakke. Geft ze bier!" Ze kregen ieder een stoop dobbele, en ze dronken gulzig, dat het over hun kin liep. "Hebd hoenger?" vroeg Pallieter, en hij sloeg driemaal zijn vinger voor zijn mond.
Daarom zeiden de philosophen: "Gaat tot de Natuur! Gaat tot de Natuur!" Maar zij zelven keerden hun gat naar de zon, en vermagerden lijk graten tusschen stapels boeken en dichtgesloten kamers. "Fillesoof zijn is ni schrijve, mor is leve!" zei Pallieter, die met zijn voeten in de parij stond en 't perelend zonnespel aanschouwde.
"Lot ons al mor vroem kiere, 'k krijg deurst!" Zij meenden weer te keeren, maar Fransoo riep: "Ginder, de processie!" En waarachtig, in dien kletsenden regen, kwam de processie, zwart, met open regenschermen, treurig afgezakt.
Het licht hing in het dal gelijk eene dichte wind, en Pallieter en Marieke konden slechts met één oog toe en één oog open de uitgestrektheid zien. En met zijn platte hand het dal aanwijzend, zei Pallieter: "Dat is man beste kamer! Man salon! De loecht is man plafon, de zon man horloge, het gers is man tapijt, de regen man gordijnen, mor ... man bed is zonder vrijw!"
"Lot ze mor klappe!" zei Pallieter, "ze rieken nor de Lente!" En zij lieten zich maar bedruipen, dat het nat in streepen over 's pastoors zwarte soutane naar omlaag rees, en het rond Pallieters hoedje lijk gouden bellen hong. Ze blonken allebei. "Luistert," zei Pallieter. "Hoort!" zei de pastoor. En zij beluisterden het muziek van den koelen blinkenden perelendans.
Vlug lijk 'n weerlicht had Charlot een anderen rok aangeschud, en liep lachend menheer Pastoor roepen.... De goede vent wenschte Pallieter proficiat, en tikte Marieke vaderlijk op hare wangen. En verblijd zei hij: "Pallieter, jonge, nij kunde de wereld ni ingaan, nij er een kinneke komt, en moete op ons zalig Nethe-land blijve wonen!" Maar Pallieter zei: "Dat is mor uitgesteld.
Geen tegenspoed bij groote werken; Geen willekeur van 't Pruisisch hof; Geen Godsdienst-kwestie's in de kerken, Gaf in dit boek den zanger stof; En wat men mooglijk ook moog' gissen, Ik bied u hier geen huiskrakeel Of misgevallen erfenissen, Geschetst in 't treurigste tafereel; 'k Laat gaarne 't huisbewind de vrouwen, Hoe stout zich manlief ook verzet; 'k Laat alle staten rustig sjouwen, Om 't al of niet volmaakt budget; 'k Laat ieder vorst naar wensch regeeren; Ik moei mij met geen politiek; Ik wek geen onrust voor de beeren En maak geen andre menschen ziek; Ik laat geen metallieken dalen; Ik zet geen dieven achter 't slot; Ik wil geen moordnaarsleven malen Of noem het vrijersleven zot; Ik mor niet om belastingwetten Betaal gedwee mijn zuurverdiende geld Laat alle bakers daag'lijks koffie zetten En geloof altijd wat ons de krant vertelt.
"Adieu schoon land.... Maar in zoo 'n land blijf 'k ni wone! dan trekken w'er uit! dan doen 'k mor lak de vogels, de wereld is groot genoeg!" En hij dacht wederom aan de kranen, die hij op zijn trouwdag naar 't zuiden had zien trekken en die hem voor 't eerst dit gevoel van overal te wonen hadden gegeven.
De glimmende stoelen stonden ernstig op roten, en de godslamp was als een oog. Hij zette zich neer, en deze ongebroken geruchteloosheid deed hem van vrede de oogen sluiten. Zijn ziel opende zich in hem en al het andere was als een vergeten droom ... zoo zat hij. "'k Heb God gevoeld, mor 'k blijf toch mensch," zei hij.
Van uit de verten bleven de horens galmen, nu eens ver en dan weer dicht, al naar den gang der jacht. Hij zag schapen grazen, de zon scheen rood door hunne ooren, en streelde lijk vingeren in de dikke wol. Aan den boord van 't beeksken zat de bultige herder, alleen, heel alleen, lijk de kinderen, och arme, met de kaarten te spelen. "Zoe wind altij," zei Pallieter, "mor wind is tege mij!"
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek