United States or Croatia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Pallieter was er door gepakt, de tranen lekten van zijn kaken. De drie blinden bleven wachten, gretig naar peperkoek en geld. "Wa' moet 'k ze geve?" vroeg Charlot. "Dat is ni te betale," zei Pallieter. "Gef ons mor wa' da' menhier belieft," zeiden de blinden. "Geft ze 't half varken," gebood Pallieter. En hoe verschoten de drie venten, als hun vuile handen het vette varken betastten.

"Hela!" riep men verward van alle kanten Pallieter toe, "gij gaat er e kasteel mee winne! Gij wordt nij zoo rijk as de zie diep is! Geft er mor 'n tonneken ouwen bruin oep, 't kan er nij af!" Pallieter verschoot, zag verbaasd rond: "Wa' betiekend dat allemaal!?"

Isser niks gebakke, Dan gèft ene korf vol appele, Is de korf te klein of te groot, Dan gèft mig ene volle schoot. Het eeuwig leven is bitter gewonnen, Voor een gulden een draad gesponnen. Kijk eens in je korfje, Daar liggen drie appeltjes in, Even groot, kralo, vrouwke lo, Geef wat, houd wat, Volgend jaar weer wat. Meestal krijgen de kinderen ringen, maar ook ander snoepgoed.

Doch het ijs was gebroken en dreef aan in groote, gele schollen met luid gekraak, rap tij op; het schuitje stak nog altijd onder water, vastgevroren in het ijs. "Maar Pallieter," lachte de pastoor, "daar kunne wij oemmes ni over! Laat oens de stad oemgaan." "Da ga' vanzelf," sprak Pallieter, "geft mij maar ne pol." "Neeë't," zei de pastoor, "'k ben nog te joeng oem mij leve te riskeeren."

En, na Freriks antwoord: "As grootvoader 't goed nuumt en God ons de kans gêft," stak de oude Wessels de vermagerde hand uit, en zei met bevende lippen: "Dan zal 't zóó wêzen, as God wil. Ik zêgen oe!" Het was een aandoenlijk en roerend gezicht, de goede weezen bij des ouden stoel te zien nederknielen, terwijl hij nogmaals de woorden sprak: "Ik zêgen oe!"

En om 'nen anderen mond te hebben, aten ze 'n schotel schone eerdbeziën leeg, zoodat het roode sap van hun kin druppelde. Het zweet stond op hun voorhoofd en Pallieter zei: "O God! 't pleizier is werral gedaan, geft er ons nog!..." Na het eten smoorde Pallieter een pijp, wandelde eenigen tijd in den hof om zijn eten te doen zakken, en gaf pieren aan de goudvisschen.

Charlot deed de deur toe. "Die heèt deur wierroek en kèesriet eurre neus bedeurreve...." riep Pallieter haar nog toe. Als de aarde goed doordrenkt was, wreef hij verheugd in zijn handen en zei: "Zoe bestaan ik toch veur iet: wat de natuur ma' geft, geef ik heur vroem. Iet veur iet en niks veur niet."

"Hei!" riep Pallieter tot Fransoo en zijne vrouw, die van den honing aan 't proeven waren "ziet de Wereld! ze baart! ze geft zog! Komt lot ons fieste! lot ons deur 't kore gaan, de eerde kusse en verdrinken in de grond!"

Als Pallieter hen zag, verblijdde hij zich uitermate en riep, hoog zijne armen zwaaiend: " manne, lot elle kaffe staan, hier is verschen bock en as g'n koem geft, meugde ellen buik vol drinke!" Seffens kwamen zij afgeloopen, elk met hun koffiekom en wrongen om 't dichtst bij 't tonneken te staan.