Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 28 juni 2025


Putant nimirum homines jam fundata societate ob utilitatem publicam aliquam bonorum partem inter se divisione, de reliquis vero convenisse, ut fierent primi occupantis, solum sibi reservante jus usus innoxii rerum alienarum, et jus sibi sumendis in extremo necessitate, quantum ad conservationem necessarium foret. Cfr. Cathrein. Phil. mor. blz. 286.

Ze zag rood lijk een oven en zweette lijk een spons. En ze begosten te spreken over Marieke. "Mor woroem mut het herfst zijn as ge trijwt?" vroeg ze. "Dan is het beddeke koel, en dan kruipe we dicht bijien."

/* Liefe geert: Kompt toch gauw vroem, want we missen uw hard... Lot de mense mor chouwele en geloofd alleen uw trouwe Lowis... */ Dienzelfden avond nóg was Geerten terug bij zijn geliefde en liet zich heur streelingen welgevallen, want ook in zijn gemoed was alles rustig geworden na lang nadenken.

Marieke was die stilte zoo zwaar dat ze vroeg: "Speld is e lieke?" "'K hem ma' fluitje ni bij!" zei Pallieter. "Wel zingt er dan een!" En hij zong: "Daar waren twee coninkskinderen." "Er is mor da verschil," zei Pallieter als 't gedaan was, "dat Charlot, die oude kwene, er nog vier lichtjes zij bijzette, omdat de joenge ni zij verdrinke." Marieke kreeg een rood koleurken.

"Hela!" riep men verward van alle kanten Pallieter toe, "gij gaat er e kasteel mee winne! Gij wordt nij zoo rijk as de zie diep is! Geft er mor 'n tonneken ouwen bruin oep, 't kan er nij af!" Pallieter verschoot, zag verbaasd rond: "Wa' betiekend dat allemaal!?"

"Ja, mor dor van geprofeteerd!" riep Pallieter. Hij liet de toerten staan en liep naar buiten in den hof. Op een omzien stond hij uit te lekken lijk een waterhond en 't deed hem deugd, lijk aan een kouden bedelaar warme melk met korentenbrood. De koele, malsche regen ruischte frisch over het land, begoot de boomen en de planten, kletste op het water en kletterde op het dak.

"Wacht mor tot da ge mij is noodig 'et!" en ondertusschen stak ze door nen koperen melkstoop een mispelaar. En samen gingen ze langs het achterpoortje van den hof de klare velden in. De wegen waren wit in de zon, en de lucht hing vol hommelengegons, lijk het uitsterven van groote klokken.

"Bruur," kloeg Charlot, "er is gin botermelk oep de Waterschrans...." "Got er halen nor boerken Aap!... "Wa peisde wel," valt ze kwaad uit, "zoe'n dik mensch alleen, zoo ver me zoe'ne zware stoop, in zoo'n heette late gaan! Mor zadde ni beschomt?" "Willik meegaan?" vroeg Pallieter pinkend. "Kunde allien ni gaan?" "Om ginne woroem, meske!" "'k Zal 't ontijve!" zei Charlot.

Woord Van De Dag

flakons

Anderen Op Zoek