United States or Iraq ? Vote for the TOP Country of the Week !


Breng de schillen naar de keuken, dan zal ik grootmoe helpen. Wat is 't slecht weer en dat tegen Paschen, ik kon op den dijk haast niet blijven staan." Elsje ging naar de keuken. Zij mocht de aardappels wasschen; op een stoof kon ze net bij de pomp. Bart speelde buiten met Krijn en Jaap, die in de andere twee huisjes woonden.

"Heeft George 'n boodschap voor u gedaan, grootmoe?" "Voor mij? ... Nee, niks voor mij." "Ruik-ie niet zoo'n rare lucht, Sien?" "'t Zal van 't zilver zijn dat we vanmorgen met jenever en krijt gepoetst hebben." "Breng-ie nou de borden, Sien?" Treesje dekte de tafel. Ze dekte voor zeven, elken dag zeven borden op dezelfde plaats.

Hij schaamde zich, dat ze het tegen hem durfden zeggen, draaide zich om en snauwde: "ga jelui maar alleen hoor." "Toe nou, flauwerd," riep Krijn hem nog na, maar hij liep nog wat harder en verdween weer in de keuken. "Mispunt! lafferd!" hij hoorde het haast niet door den wind en trok de deur met een smak dicht. "Wat een slag," zei grootmoe, "was je aan de buitendeur."

Bart trok den broek en kousen van de lijn aan en kroop weer bij grootmoe onder de deken. Nu waren ze een poos stil. "Ik heb honger," zei Bart. "Jongen," grootmoe aaide hem liefkoozend over het hoofd. Als hij nu toch eens weggegaan was met Krijn en Jaap. Dan zouden grootmoeder en Elsje zeker verdronken zijn. Hij rilde er van. "Komt vader nog niet," vroeg Elsje. "Ja, vader komt straks.

Ja! zei de andere zuur, misschien moest ik het niet zeggen... de menschen zijn toch zoo eigenzinnig... maar als vriend, als ge dan toch een kanarievogel wilt koopen, ga dan om raad bij den klakkenmaker van de Paardenmarkt... anders wordt ge nog bedonderd ... Dank u, Sander. Snepvangers sprak er met Albertken over. Ik zal het Grootmoe vragen, meende het kind.

Janneken Palincx is een snotaap, een kwajongen! Hij is de sterkste van allemaal, Grootva!... En hij liegt nooit... Vindt gij het aardig altijd met Grootmoe getrouwd te zijn? Zij kan soms toch zagen!... Kind, kind, 't is goed dat het niemand hoort... maar zoo'n dingen moogt ge niet zeggen of denken... Snepvangers zag ongerust rond, maar er was geen mensch in de buurt.

"Grootje, grootje," snikte hij, "het water staat in de keuken. Krijn en Jaap hun moeders zijn weggeloopen en wij zijn hier alleen," snikkend viel hij grootmoeder om den hals. "Och Heere, Heere!" bad de oude vrouw, "loop gauw, neem Elsje mee, misschien kan je er nog door, gauw! gauw dan! Het is toch een gat in den dijk." "'t Kan niet grootmoe, en u dan," vroeg Bart, en klemde zich aan haar vast.

Met zijn armen vol hout kwam hij binnen en vulde de kachel bij, die weer begon te snorren. Elsje zat nu naast grootmoeder op een stoel, nam de aardappels aan, die zij schilde en wierp ze in den emmer met water: "Grootmoe vertelt, Bart," zei ze. "Vertel u nu eens, waarom wij maar één grootmoeder hebben. Gisterenavond zei u, morgen zal ik 't je zeggen," zei Bart.

"Heusch niet moe!" "Heb je voor grootmoe 'n boodschap gedaan?" "Nee moe." "Op je woord niet?" "Nee moe." "Goeien middag." Pa en Gerrit kwamen samen van kantoor. "Warm vandaag!... Gaat 't goed moeder?... Eten we wat lekkers vanmiddag, Trui?" "Runderlapjes." "Trees, waar blijft 't bittertje?" "Moe, geef uw sleutels eens."

Hij zag vuurrood, maar kwam toch bij de ladder. Grootje pakte nu zelf de sporten beet en Bart hield zich ook stevig vast. "Grootmoe, grootmoe," stond Elsje te roepen en stak haar handjes al uit, om ook te helpen. Daar was zij bij het luik. Nog een flinken zet. Grootmoe was op den zolder, waar Elsje dadelijk haar armpjes om grootmoeders hals sloeg.