United States or Tokelau ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hoe is het met ons huis?" vroeg Bart. "O, het water daalt al, maar we zullen er vooreerst niet in kunnen. Wij zijn zoolang bij Jansen in en morgen komen Grootje en jij er ook en met Paschen gaan we met ons allen naar tante Mijntje, waar grootje zal blijven, totdat ons huis weer in orde is." "Het is jammer van alles. Zou het allemaal bedorven zijn?" vroeg Bart.

"Dag moeder," zei Krijn en hij stapte de deur uit naar het huisje van Jaap. "Ik ga niet mee," zei Bart nu bedrukt. ", mag je niet, da's gemeen," was 't antwoord, "je hoeft toch niet op je zusje te passen." "Moeder is niet thuis vandaag," antwoordde Bart. "Nou, je grootje is er toch. Wat zou dat? Kom ga maar mee!"

Elsje pakte al wat aan en sleepte het naar boven. "Niet weer naar beneden," hakkelde grootje, al bibberend van koude en angst. "Doe dat natte goed uit." "Ja, ik heb mijn jas en hier is uw japon." Bart deed zijn natte goed uit en trok de jas aan, toen hielp hij grootmoeder en legde de natte kleeren in een hoek.

Wat spat dat water. Het gaat er onder, Grootje, ze verdrinken geloof ik." Bart drong weer naar het raam, om beter te zien. "Het water staat tot aan het straatje en het golft tegen den dijk op, het komt al dichter bij." "Och, jongen, 't is toch niet zoo?" vroeg grootje wat angstig en zachtjes zei ze: "Er zal toch geen gat in den dijk geslagen zijn."

Elsje stond nu naast hem en riep ook mee en moeder stak de armen omhoog on riep: "Bartje, Elsje!" "Alle drie," riep Bart terug. "Grootje!" riep vader. "Ja, ook, grootje ook!" "God zij dank," zei vader en liet de riemen los. Ze waren nu met het bootje vlak voor het zoldervenster.

Hij komt ons vast halen." "Ja, ja," knikte grootje, "vader komt ons halen." Voldoening. Bart had geen rust. Hij ging weer eens naar het venster. Het regende niet meer, maar je zag alleen water en hier en daar stak een punt of een boom een eindje uit. Het was een troosteloos gezicht. Een schuitje zag hij niet. Toen ging hij naar het luik. "Hier blijven," riep grootje.

In de drokte van de volgende dagen vergat ik de ontmoeting bij den meester geheel en al en dacht slechts aan het vrije leven op zee. Des Dinsdags na den noen zouden wij vertrekken en toen ik om half negen in den morgen van dien dag nog even bij grootje afscheid ging nemen, hoorde ik, terwijl ik de Voorstraat overstak, mijnen naam noemen.

"Hier, doe om," zei moeder en pakte beide kinderen in doeken, die ze bij zich had. Daar stond vader al met grootje in de deken gewikkeld. "Voorzichtig aan nu. Hou het schuitje wat tegen, vrouw Lubbe. Wacht, eerst het touw daarom! Zoo! Ja, geef haar nu maar aan. Zitten blijven, jongens! Wees maar niet bang, het gaat goed zoo." Eén schok, daar zat grootje, tegen moeder aan op het middelste bankje.

"Ga, Bart, voor het te laat is," antwoordde grootje met trillende lippen. Maar het was al te laat. Daar kwam het water ook door de andere deur het kamertje in. "O Hemelsche Vader, help ons," kreet de arme oude vrouw, "de kinders, de kinders! mijn arme Marijke, mijn goeie jongen, wat een verdriet!" en wanhopig vouwde ze haar handen. Elsje was op haar schoot geklommen, Bart zat op een stoel.

Ik wilde gaarne het zesdubbele parelsnoer, dat ik van Grootje geërfd heb, tegen een streng breikatoen verruilen, dat gij u niet in die malle historie gemengd hadt, die ons niets dan verdriet veroorzaakt heeft.