Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 3 mei 2025
Maar je weet toch wel wat hier een paar maanden geleden met Nagel gebeurd is?" "Wat dan?" "Je moet weten: Gijs Nagel was hier nachtwacht, een goed vriend van Jakob Baas, de broer van mijn zwager Jan. Allebei hadden ze een heele troep gemeen voor 't huis. Bij Jakob was de dienst pas begonnen of de burgemeester aan 't hoofd van een troep soldaten drong naar binnen en joeg de gemeente uiteen.
En Mijntje zei weer: "A'j moar gezond blieft!" Gijs hoopte dit ook en keek op 't harlozie. "As je me moar niet vergêt," hikte Mijntje. "Neen verechtig niet," betuigde Gijs. "D'r zin d'r doar zoo veul," zei Mijntje, waarschijnlijk met het oog op hare sekse. "Joa," knikte Gijs toestemmend; en nogmaals op 't horloge ziende: "'k Mot vort! G'en oavend soam. Nou, Mijn, houd oe kerstand."
"Ik ook," verzekerde Gijs, en ze stonden op om noar de karmis te goan.
"De burgemeester vertelde me nog van je zoon," zei Teunis, die eindelijk ter zake kwam; "en ik en Gijs dachten zoo, dat moesten we je toch even komen zeggen." "Wat is met onzen Gerrit?" vroeg moeder Grietje verschrikt. "Neen, niets; maar hij had van den burgemeester van Bunschoten een boodschap gekregen dat de nieuwe meester nu ook al bij de Scholtianen hoorde."
Karel echter liet niet af, de chef was er bij, en hoewel Gijs beweerde: dat 't veuls te vrindelik was, pakte Karel den zak en wipte als een springend konijn, de breede trappen op. "Volg maar heeren," zei de Hotelhouder: o de garçon zal u den weg wijzen." Gerrit, die zich in vredesnaam den titel van heer maar liet welgevallen, volgde den wippenden garçon en Gijs volgde zien voader.
Gerrit en Gijs, met den zak op den rug, beschouwden lang het mooie huis met de vergulde letters, en waagden het eindelijk de stoep op te stappen, maar, tot binnentreden kwam het niet. "Wat mot je?" was de beleefde vraag van een mooien jongeheer, die met een hagelwit vest en een mooi zwart buisje aan, uit de breede gang op de boeren toetrad. "Lozies," antwoordde Gerrit.
"Nou 't is mij wel," zei de klerk, en hij stond op, ging naar 't hok der kaartjes, stempelde er twee en beurde het geld van den rijken boer. "De spoor, Heere!" riep nu eensklaps de klerk, die met de vijftien minuutjes wat ruim gerekend had. Gerrit en Gijs de laatste met den reiszak stormden, door den klerk gevolgd, naar buiten.
"Nou, kom dan hier zitten." riep één der medereizigers, die aan de overzijde der boeren achteruitreed: "Hier zit uwe op de eerste bank achteruit." Gerrit zag zijn zoon aan, en beiden strompelden door den schokkenden wagen naar de andere zij, en namen die eerste plaatsen in bezit. "Da' schêlt 'en boel!" zei Gijs, wiens huid naar 't vel eener geplukte kip geleek.
Nu was het ijs gebroken. "Daar zou dan ook heel wat moeten gebeuren eer wij Klaas en Griet met den nek zouden aankijken," zei Teunis. "Toen daar zoo vergangenen Zondag vóór acht dagen twee lansiers bij onze oude buren in huis gezet werden, zei ik toch: "Gijs, zei ik, ze mogen wezen wat ze willen, maar dat hebben ze aan niemand verdiend.""
Meeuwsen trok de wanten uit, haalde het dubbelgekaste uurwerk uit den zak en zei: "Zou 't zoo um de tied zin dat de spoorweg kommen mot?" "Da' wee'k niet," antwoordde Gijs, die meende dat voader 't hum vroeg. De klerk, 'en vriendelijk mensch, begreep dat de vraag tot hem gericht was en zei: "Ha vrindje, je wilt zeggen de spoortrein; ja! dat zal zoo omme de tijd heenloopen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek