Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 3 mei 2025
"Jong! jong! jong! he'k nou....!" waren de uitvallen, toen Blanus met zijn troep Russische, Italiaansche, Spaansche en Turksche paardenhelden en heldinnen naar buiten kwam, en drievierde buiten vertoonde van 't geen er binnen gebeuren zou. "Luuster! luuster!" riep Gijs, terwijl hij tevens schier omver werd gestooten door een troepje voorbijdringende kermisgasten. "Luuster!" En Gerrit luusterde.
"Kom!" zei Gijs, zich losrukkende. "Lekkere wafeltjies?" hernam de juffrouw met de muts, niet ontmoedigd, terwijl ze zich in den weg der boeren plaatste. "Hier! poffertjies, versch uit de pan!" riep een dikke dame, zich van Gerrit meester makende. De dames, die de boeren zagen wankelen, verdubbelden hare welsprekendheid, en weldra stapten Gerrit en Gijs, rechts de wafelkraam binnen.
Onder 't loopen had Gijs besloten om bij Mijn moar met de deur in huus te vallen; en toen hij dus bij oom Kresel de kamer binnentrad, sprak hij tot het vereenigde gezin een: "G'en oavend!" en zich voor Mijntje plaatsende, vervolgde hij in éénen adem: "Mijn, 'k goai mergen met voader noar d' Amsterdamse karmis, 'k kom oe g'en dag zeggen, 'k zal wat veur oe meebrengen, heur ie."
De goed gemeubileerde vertrekjes waren slechts door een houten beschot van elkander gescheiden, maar de ramen der beide kamers gaven hetzelfde verrukkelijke uitzicht, te weten: op een rood pannendak, waaruit zich een lange zwarte schoorsteen verhief. Gijs keek rond als een kat in een vreemd pakhuis, en vond Amsterdam toch zoo heel mooi niet. "Jong! woar zit ie?" riep Gerrit. "Wat zuwwe nou doen?
't Horloge was weer in 't vest, en de eigenaar op weg, noar 's voaders huus woar ie bek-af oankwiem. Meeuwsen, met de vrouw, de meiden en de knechts, zaten al aan de wrungel met brood en koffie toen Gijs binnentrad. Na den maaltijd was er nog al 't een en ander te bepraten.
Met zijn ook Danteske beeldingen van gedrochtelijke verwringingsstanden van de kijvende buurvrouwen uit de bovenvensters. Of: de tocht op de Zuiderzee; de Hartjesdag; het zwoegen van de sjouwers aan de Wester-Suikerraffinaderij, en vooral niet te vergeten dat juweeltje, dat prachtige, dof-avondlijke idylletje van de kanaries langs Gijs' kroeggevel. Maar jawel, zoo zou ik wel kunnen doorgaan!...
Hij zal den hollebollen Gijs wel nadoen, die eene koe en een kalf en een dood paard half opat. Och, m'n lieve mensen, wil je wel gelooven, dat ik van hem geschrokken ben? Die jongen heeft wangen als oliebollen!" "Ik zou hem nu maar in de wieg leggen, baker," zei Moeder. "Anders mocht hij eens kou vatten." Hij zelf zeide niets; praten kon hij nog niet en schreeuwen scheen hij niet te willen.
Gijs most ook al mee; en wat zouwen de wammissen en de boksen en de nije leerzen d'r vertrampenierd uutzien as ze weer thuus kwiemen, as.... ze weer 't huus kwiemen! Die lokkemetief! die lokkemetief! die lokkemetief!!! Gijs had den heelen tijd in 't vuur zitten pinkoogen. 't Was net asof ie wat op de lêver had, moar 't kwiem d'r niet toe.
"Da' duut 't!" zei Meeuwsen: "Neen ien die darde klas doar is 't urn te krepieren." Na eenige minuten sporens verscheen er een conducteur; vanwaar, begreep Gerrit noch Gijs en vroeg aan de boeren: "Heeren waarheen?" "Nou, Heeren," zei Gerrit, "dat kan wel minder." "Boeren dan," hernam de conducteur, "waarheen?" Meeuwsen vond de mins onwellêvend, en zei: "Ik en mien zeun noar Amsterdam."
Gerrit wenkte Gijs binnen te komen. Gijs kwam. "Neem de bagage van mijnheer," zei de chef van 't Hotel tot Karel, op den reiszak wijzende, die Gijs over den schouder hing. "Och, neen, dank oe," zei Gijs, toen de jongeheer Karel hem wilde ontlasten.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek