Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 23 juni 2025


Robbrecht: Ay! edel oem, wide bekint, Nu en wilt u aldus niet mesbaren! Ic weet wel hoe daer es ghevaren; Al drijft mijn moeye den rouwe so groet, Sine heeft daer af ghene noet: Dat weet ic te voren wel. Haer herte dat es tuwaert fel , Om dat ghi out sijt van daghen: Ic hebt haer dicwel hoeren claghen. Dat si van mi niet en wijst.

Och edel wijf, nu laat mi hoeren Ende seght mi, waer ic vonden waert. De jonghe joncfrou Damiet: Och edel jonghelinc van hogher aert, Na dien dat ghi hebt ghehoert, So willict u vertrecken voert, Waer dat u mijn vader vant: In sinen boegaert, scoene wigant, Daer hi hem verwandelen ghinc.

Het is begrijpelijk dat eene vrouw van hare gaven onder een klein aantal geestverwanten op den voorgrond kwam, dat men tot haar opzag, dat zij daardoor neiging kreeg tot zelfverheffing, dat zij kwam tot uitspraken als deze: "ic en gheloefs ooc niet, dat enich mensche levet daer God also sere af ghemint es". Doch er is een groote afstand tusschen al of niet rechtmatige zelfverheffing en ketterij.

De jonghelinc: Meester, vertrect mi alden staet, Dies biddic u uter maten sere, Want ic sta al buten kere, Dat ic die waarheit niet en weet, Die mijnre moeder dat groete leet Ende mi dien lachter mocht anedoen. De meester: O Esmoreit, bi Mahoen, Het heeft ghedaen die selve man.

Slechts bij uitzondering vinden wij onder de minnepoëzie van den hierboven behandelden aard iets goeds, zooals b.v. in deze verzen: Ende of ic troest sochte an hare Ende sijt ontseide, wat lagher an? Waar wij verder iets aardigs aantreffen, daar is het spot met de hoofsche sentimentaliteit.

Bij hun vestiging in Servische landen veranderden zij hun geslachtsnaam dan in Balsha of Balshitch itch of ich of ic is de eigenaardige uitgang van de meeste Servische namen. De dappere Nicholas I Petrovitch, de tegenwoordige koning van Montenegro, stamt uit een zijlinie van Balshitch af.

Kon POTTER de kunst van OVIDIUS al niet navolgen, veel min evenaren, men kan toch zien dat het verhaal van HERO en LEANDER, zooals het in de Heroïdes voorkomt, indruk op hem heeft gemaakt; zijne bewerking treft ons hier en daar door een zachte bekoorlijkheid, die nog verhoogd wordt door den welluidenden klank onzer middeleeuwsche taal. Wat ic lope, en vinde niet. O wy! wat is my gheschiet!

Dat zulke uitweidingen de belangstelling verdeelen en verzwakken, behoeft evenmin betoog, als dat de eenheid van het geheel er door wordt verbroken . Reinaert de Eerste heeft bij al zijne brutaliteit iets onbevangens; boef die hij is, heeft hij toch iets naïefs. Reinaert de Tweede toont zekere zelfverheffing in uitingen als: "ic weet so menighen loosen vont" .

O weerde maghet sente Marie, Ende hoe ghelijc so sprect si hare, Damiet der scoender care, Van Damast die scoene coninghinne, Die ic boven alle vrouwen minne, Die op der eerden sijn gheboren. Nu sprect op ende laet mi hoeren, Ghi sprect haer boven maten ghelijc.

Meester: Jaes, her coninc, bi Apolijn! Ofte en doe cracht van groter hoeden Maer wildi werken na den vroeden Ic sal u enen raet visieren Hoe ende in wat manieren Dat ghi selt bliven in uwen staet; Want enen goeden scarpen raet Waer hier goet toe gheoerdeneert. De coninc: Ay, nu so benic ghescofeert!

Woord Van De Dag

buitendam

Anderen Op Zoek