Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 2 juni 2025
Wat harte dat gij niet regeerdet, Wat harte dat gij niet herschiept, Gij, die den vroeden schalkheid leerdet, De lachjens tot den stugste riept, Beheerscheresse van de jeugd, Haar hoogste heil, haar hoogste deugd!
Die se van scake souden hoeden Also als noch doen die vroeden.
Met dezelfde losheid en levendigheid gaat het verhaal voort tot het eind, al heeft de afschrijver op al te plompe wijze getracht het slot te verknoeien . Een dergelijk verhaal van de ontroostbare weduwe vindt men met verscheidene andere vereenigd in een der beroemdste verhalenbundels, welke de wereldliteratuur kent, nl.: van den VII. vroeden binnen Rome.
Een zeer goed overzicht van deze stof en de literatuur daarover gaf Dr. A.J. BOTERMANS in zijn Proefschrift: Die hystorie van die seven wijse mannen, van romen. 1898. De Erven F. BOHN. Haarlem. Hoofdstuk I. Vgl. daarover: Dr. H.P.B. PLOMP, De Middelnederlandsche bewerking van het gedicht van den VII. vroeden van binnen Rome. I, p. 92. Vgl.
Meester: Jaes, her coninc, bi Apolijn! Ofte en doe cracht van groter hoeden Maer wildi werken na den vroeden Ic sal u enen raet visieren Hoe ende in wat manieren Dat ghi selt bliven in uwen staet; Want enen goeden scarpen raet Waer hier goet toe gheoerdeneert. De coninc: Ay, nu so benic ghescofeert!
Spieg'len kan er zich een pronker In het tin van kroes en kan; Maar zoo menig vroeden man, Maar zoo menig hoofschen jonker Lonkt er zoeter spiegel toe: Gaan we naar de Bonte Koe? IJsbrant-baas weet wel van wanten; Om een flinke, knappe deern Loopt de jonkheid ter taveern; Mooije schenksters, duizend klanten: Dochterlief brengt daar je toe, Roeltjen uit de Bonte Koe!
Opmerkelijk blijft in allen gevalle dat de smaak in korte verhalen van dezen aard zij konden immers alle afzonderlijk worden voorgedragen zich in dezen tijd onder ons volk openbaart. En begrijpelijk is het dat men hier nog meer moet hebben genoten van een dichtwerk waarin een aantal dierfabels waren verbonden tot een veel hechter en schooner geheel dan dat der VII. vroeden van Rome.
Alleen hij zal haar geheel bezitten, die zich geheel aan haar overgeeft. "Den middenweg houden, dat is zalig leven", zeggen de vroeden, die naar deze wereld wijs geacht worden maar HADEWYCH zegt: Middelheit moet af, Eer men in mach Ten edelen goede. Groot is de kracht der minne, die immers God zelven tot den dood voor ons gebracht heeft.
Vóór dien tijd heeft hij de gelegenheid waargenomen bij zeven koninginnen de latere zeven vroeden van Rome te verwekken; op deze wijze natuurlijker en eenvoudiger kon het niet! heeft de dichter, zekere LOY LATEWAERT, zijn werk verbonden met den naar de Zeven Vroeden genoemden roman. Vergelijken wij deze ridderpoëzie met die uit ons Eerste Boek, dan blijkt wel dat wij van verval mogen spreken.
Esopet, vs. 51-2: Mi es te nacht een dief verstolen, Die mi op thoeft was bevolen met VII. Vroeden, 3248-9: Ende hem van der galgen verstolen, Die hem te wachten was bevolen. Ik verwijs naar de editie van STALLAERT. Zie ook de critiek dier uitgave van Dr. STOETT in Noord en Zuid, X, 6. Vgl. het a.w. van Dr. PLOMP, bl. 51 vlgg.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek