United States or São Tomé and Príncipe ? Vote for the TOP Country of the Week !


Spieg'len kan er zich een pronker In het tin van kroes en kan; Maar zoo menig vroeden man, Maar zoo menig hoofschen jonker Lonkt er zoeter spiegel toe: Gaan we naar de Bonte Koe? IJsbrant-baas weet wel van wanten; Om een flinke, knappe deern Loopt de jonkheid ter taveern; Mooije schenksters, duizend klanten: Dochterlief brengt daar je toe, Roeltjen uit de Bonte Koe!

Waarom vertrokken, moedertjelief? Was mijn verpleging niet zorgzaam en teêr? Sta op! sta op toch! moedertjelief! Ik zal uw graf van zijn zoden ontdoen. En dan ontwaken de dooden uit het graf en trachten de achtergeblevenen te troosten: Wie beweent mij boven op aarde? Wie knielt op mijn grafheuvel neêr? Dochterlief! ga naar huis, mijn waarde!

En hij kringt in 't rond, gelijk Van middagdroomen zacht-wuivende wieken, Kalme en gelukkige gedachten wekkend, Gelijk de mijne, nu ge in eer hersteld zijt. Dees grot zal de uwe zijn. Verrijs! Verschijn! Dit is mijn fakkeldrager, die zijn lamp In ouden tijd liet uitgaan door te staren Naar oogen, waar opnieuw hij haar ontstak Aan liefde, die als vuur is, dochterlief, Want die in de uwe is zoo.

De heer Bruis sloeg met zijn stok boterbloemen en kransjes van 't gras. "Mina!" riep de stem op denzelfden toon; "waarom kom je nou niet? Den ouwe is naar de stad; en Jansje zegt dat mamalief op den koepel zit met een vreemden snoes." Mamalief zag dochterlief aan.