Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 19 juni 2025
Om Koning Artur het Scaec te brengen...? Hij dacht niet, dat deze weg naar Camelot voer... En, waarom wist hij niet goed, maar vermoedelijk, omdat de voltooiïng van deze queste hem zich onbehagelijk deed gevoelen in zijn riddergemoed en hem afleidde van zijn geluk om Ysabele, vond hij in eens alle deze dingen van groote vernooye: deze foreesten, die zoo op elkander geleken, dat een dolende ridder er immer verdwaalde; deze wegen, die alleen gemaakt schenen om dolende ridders, nog meer dan hun roeping reeds was, te doen verdwalen; dat Aventuur, dat wel bekroond scheen met uitslag maar zoo twijfelachtig, omdat het Scaec waarlijk voor niets meer deugde... En booze op zichzelf en op alles en niet heel vroom aan Sint Michiel, met iets als een vloek binnensmonds, keek Gawein alle richtingen uit, meende, hij moest nu Zuidwaarts rijden, was werkelijk van niets meer zeker... Tot hij blijde was hij in zijne vereenzaming het te hooren! hoefgetrappel aan hoorde naderen over de krakende takken, die lagen verward over den weg, en meende welbekende stemmen te vernemen... Een dier stemmen riep: Ja, waarlijk, bij den rijken God van Hemelrijk!
Ik heb dorst! En Hij leidt mij naar een grooten troon, waar water is, frisch en klaar water; maar dit water is vuur. Hans, mijn vriend, verlos mij van die koorden. Ja, ik ben in het vagevuur en ginder omhoog zie ik Onzen Heer Jezus in het hemelrijk zitten, met zijn allergenadigste moeder, de Maagd Maria. Ho! Heilige Moeder Gods, een droppelken water! Eet die sappige vruchten alleen niet op!
Breng, zegde hij tot zijn bottelier, breng hier dien moor met kaneel-wijn. De bottelier bracht den moor en een grooten beker warmen, geurigen wijn. Drink, sprak Brederode tot Uilenspiegel, dit is voor den goeden Vlaming. Ha! sprak Uilenspiegel, wat schoone tale spreekt die wijn met kaneel; zoo spreken de santen zeker in het hemelrijk niet!
Zijn stervende oogen zagen verheerlijkt in der blikken breking omhoog, waar in glorie de Hemelen openden... Rondom in de nacht, in den walm der winddoorwaaide toortsevlammen over het buchtplein, knielden allen neêr. Vigeliën klonken: God van Hemelrijk, die voor ons geboren werdt...
En door Franse en Provençaalse kruisliederen, gelijk door het lied van de Duitsche kruisvaarder Ezzo, over »de wonderen van Kristus" klinkt er een dwepend verlangen naar het graf van Kristus en het Hemelrijk, en velen waren er die werkelik voelden gelijk een der kroniekschrijvers van de eerste kruistocht het uitdrukt dat »de tijd nu gekomen was waar het woord van Kristus op doelde: »Zo iemand achter mij wil komen, die neme zijn kruis op en volge mij.""
Maar als de Karre niet en beweegt en hier stille staat onder de koningslinde om den ridder van alle lachter te sparen, vermag niets ende niemand hem te bevrijden... En wie op de Karre springt, waarschuw ik u, ligt mede geboeid ter neêr! O wi, o wacharme! riep Amadijs. Zal God van Hemelrijk dat dulden! Ook de baroenen, die mede den dwerg hadden aangehoord, riepen: Bij Sint Michiel! Bij Sint Jan!
Nergens kan men zo goed als hier het verschil in geest en toon bestuderen tussen nationaal heldendicht en geestelike rijmkroniek: de geleidelik en breed vloeiende vertellingsstijl van de laatste die niets overslaat, niets op de voorgrond schuift; de uitvoerige beschrijvingen der kostumes en ceremoniën, de lange redeneringen, steeds weer de mirakelen, het verlangen der Paladijnen naar het hemelrijk en de martelaarskroon alles zo geheel anders dan wat in de sfeer van de »Chanson de Roland" thuis hoort.
En heel het hemelrijk was met fonkelende sterren bezaaid. Eensklaps verhief zich van op een brandstapel een zwarte gedaante, die omtrent mij op den toren kwam zitten. Ik herkende Klaas gelijk hij was in zijn leven, met zijne kooldragerskleeren. Wat doet gij hier op Onze-Lieve-Vrouwetoren? vroeg hij mij, Maar gij zelf, antwoordde ik, waar gaat gij henen, vliegend door de lucht als eene zwaluw?
Maar in de pikduisterte was niets te onderscheiden en de honderd-negen-en-veertig ontrouwe ridders bonsden tegen malkanderen, zochten verschrikt uitweg en vloekten en riepen aan: Bij Sint Michiel! Bij Sint Jan! Bij den rijken God van Hemelrijk! Alzoo helpe mij Sinte Marië's Kind! Toen klaarde wederom de dag.
Maar Keye hoorde al niet meer; hij luisterde aan de wenteltrap naar de kreten der angstige vrouwen boven en hij meende, naderde vernietiging voor Camelot en dood voor alle burchtzaten, bij God van Hemelrijk, hij zou niet dat onridderlijke leven betreuren maar het gaarne verwisselen voor goede plaatse in Paradijs, waar hij zeker seneschalk zoû worden bij een der heiligen, Sint Michiel, Sint Jan, als vergoeding voor alles wat hem op aarde onthouden was.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek