Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 19 juni 2025
Reeds ging onmeêdoogend, naar die costume en zede, der burchtgenooten gejoel en gejouw opgalmen, vooral dat der vele mindere serianten, die over de wallen krioelden om te kijken en hun spot te drijven met wie op een schandekar voort werd geleid door een onnoozelen dwerg.... Toen Gawein, met de hand voor de oogen: Bij mijne zoete Vrouwe van Hemelrijk! Bij caritate, wat zie ik!
Ho! die zachte oogen en die schoone roode lippen, over dewelke nooit anders dan goede woorden kwamen! Zij redde mij 't leven, de welbeminde! Op onze schepen zult gij de pijp der verlossing bespelen. Herinnert gij u nog ... doch neen.... Voor ons is thans blijdschap en vreugde, voor mij uw gezichtje, dat zoet is als de bloemen in de Zomermaand. Ik ben in het hemelrijk!
De huispaap begreep en, om haar logen, seinde hij, onzichtbaar voor Gawein, Ysabele over het hoofd... En bad God van Hemelrijk, dat Hij vergeven zoude... Gawein! riep Gwinebant, bleek op den drempel. Gwinebant! riep Gawein stervende. Kom tot mij! Gwinebant, gesteund, naderde. En hij knielde bij Gawein. Gij hebt mij gered, Gawein, zeide hij. En gij sterft van de wonde, die gij voor mij opvingt!
De keukenmeid volgde heur voorbeeld, maar zoo dikwijls niet en verzekerde, op heur aandeel in 't hemelrijk en heurer ziele zaligheid, dat zij en heure Mevrouw niets anders gedaan hadden dan het afval van 't eetmaal gegeven aan twee armzalige pelgrims, die op magere ezelen gezeten, voor het keukenvenster waren komen staan, en méér niet.
Hij scheen gezag te hebben; met een gebaar deed hij allen zwijgen, en hij begon te preeken: "In den naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes, drie zijn één en één is drie; God beware ons in 't hemelrijk van dergelijke cijferkunde; op heden, vijftienden van de Oogstmaand, is Maaiken met heur schoonste kleeren in triomf uitgegaan om haar houten gezicht te toonen aan alle signoorkens en pagadders van de goede stad Antwerpen.
Zijt gij de ziel van eenen Geus, ga dan naar het hemelrijk; zijt gij die van eenen Spanjool, keer terug naar de helle, die u braakte. Nele zeide hem: Beleedig nooit de zielen, al waren het zielen van beulen. En, terwijl zij heur dwaallichtje op den top van heuren vinger deed dansen, zeide zij: Lichtje, liefelijk lichtje, welke miede brengt gij uit het land van de zielen? Wat doen zij?
Eten en drinken zij, hoewel zij geen mond hebben? Want gij ook hebt er geen, bevallig lichtje! ofwel, nemen zij slechts in het gezegende hemelrijk de menschelijke gedaante aan? Hoe kunt gij, sprak Uilenspiegel, aldus uwen tijd verliezen met te spreken tot dat droef vlammetje, dat geene ooren heeft om u te aanhooren, en geenen mond om u te woord te staan? Maar zonder naar hem te luisteren;
En voor uw blik nam engte en tijd de wijk, Driest moest mijn ziele in de eindeloosheid zweven, En rustig werd ze als ’t blauwe hemelrijk, Waarachter duizend starren wentlend streven: De vogel zweeft, en zingt, wanneer hij ziet Ter vlucht omlaag, waardoor hij ’t hart voelt treffen, En zucht, en traan, en blijde lach wordt lied: Zoo zong ik, wat verblijdde of heeft gesmart.... Mathilde! ik ween van weelde bij ’t beseffen: Ik drukte in ú een ideaal aan ’t hart!
Drinken! drinken! mijn hoofd brandt! God en de engelen eten appelsienen in 't hemelrijk. En zij viel in bezwijming. Neem ze weg van de pijnbank, beval de baljuw. De hangman en zijne knechts gehoorzaamden. Men zag ze wankelen, met gezwollen voeten, want de beul had de koorden te hard gespannen. Geef heur te drinken, beval de baljuw.
Laat mij het hier, bij dezen eik, begraven en sneef ik in de battalgië, zoo zal wie van u negenen gespaard blijft, bij den rijken God van Hemelrijk het Scaec uit delven en het met mijne trouwe en minne brengen den Koning Artur...
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek