United States or Iraq ? Vote for the TOP Country of the Week !


Die zullen ook niet heelhuids zijn, dominus! riep het rondom. De dominus schreeuwde van ontzetting, de gladiatoren vloekten, de jongens zetten het op een gillen. De geheele menigte nieuwsgierigen drong, drong, omstuwde de karren, die niet voort konden, omstuwde de vijf ruiters. De morgen was gevuld met het misbaar.

Maar daar kwamen andere rijen, ruwe, groflachsche werkmanskoppen, met lippen die vloekten en tabakpruimden, met oogen die 's Maandags ontstoken waren en onrein; daar gingen de brommende bazen voorbij met hun nog knorriger zoons, en de heerschappen die op het werk kijken kwamen. Soms kwam er ook een vriendelijk gezicht tusschen al die onverschillige menschentronies.

Tot hun grote droefheid vonden zij dezelve alle ledig en vloekten met meer razernij, dat zij de dood van Deconinck wreken zouden. Wanneer de wevers vernamen dat men hun Deken nutteloos gezocht had, waren zij niet meer tegen te houden; in plaats van verder onderzoek naar hem te doen, liepen zij bij hopen naar de woningen der voornaamste Leliaards, en braken alles in dezelve aan stukken.

Er waren ook veel menschen in onze nabijheid, die vloekten en raasden als zij terwijl de juffrouw van "Bleu Bleu" zong, door de buren hoorden spelen: "Sara je rok zakt af" en dergelijke volksdeunen, die op zich zelve genomen niet onaangenaam zijn, maar te samen met iets anders ongezellig klinken, vooral als er bij in een vijzel gestampt wordt.

De menigten, die daar wemelden in 't zonlicht en hun roep en lach opschalden, juichten en werkten, vloekten en zongen, zijn ter rust gegaan.... De monumenten en torens en paleizen, die beklijvenden, zij zijn alleen gebleven....

Uit de tenten verschenen soldaten, meest oosterlingen, die hen omringden met dreigende taal en gezichten; zij grepen de teugels, spraken en vloekten met veel gebaren en riepen om Walid. Maar Carolus naderde, die hen beval heen te gaan, Tamalone hartelijk de hand drukte en hem haastig meêvoerde naar de tent. Mevena, op wie hij geen acht had geslagen, volgde, door de verwonderde soldaten nagestaard.

Met duivelsche snelheid vloog hij weer overeind, rukte en schokte razend het omgevallen beest weer recht, sprong naar de schuimende gebitten en liet er zich met beide klauwen, als een klit aan hangen. Hij blies en hijgde, het zweet droop van zijn vuurrood aangezicht, zijn wreede oogen stonden uitgepuild, zijn bloedende, bevende lippen vloekten de afschuwelijkste verwenschingen uit.

Te midden der rookende en smeulende puinhoopen der steden lagen vrouwen en kinderen, uit de graven klommen de kermende stemmen van de mummiën der gestorvenen op, en allen, priesters, krijgslieden, vrouwen, kinderen, dooden en stervenden riepen zijn naam uit, en vloekten hem, hem, den verrader van zijn vaderland.

En langs eenen dijk van rijshout en graszoden stappend, hoorde zij aan den anderen kant van dien dijk de beide duivelen samen in gesprek. De eene zei: Ik moet de helft hebben. De andere antwoordde: Gij krijgt niets; wat Katelijne behoort, behoort mij. Zij vloekten en twisten wie de have en de minne van Katelijne en Nele al te gader hebben zou. Doch van schrik, bleef Katelijne roerloos luisteren.

Dit was geschied op bevel van de Koningin, en in hare bittere verontwaardiging erkende zij dat de mannen wel gelijk hadden wanneer zij de dwingelandij vloekten, die een vrij mensch tot een willoos voorwerp verlaagde. Wat haar te wachten stond, was zeker niets goeds. Dat bemerkte zij wel aan de personen die haar op dit ongewone uur uit naam van Cleopatra kwamen ontbieden.