United States or Poland ? Vote for the TOP Country of the Week !


Op het domplein stonden in donker groepjes mannen te praten, een enkele dronkaard liep in zichzelf gekeerd te zingen op lijzigen toon. Tamalone ging een herberg binnen, dronk in eenen teug den beker ledig en liep onbezorgder verder in den nacht, zijn open mantel wapperde vrij van zijn rug.

Uren lang volgden zij den oever van een diep liggend riviertje den stroom afwaarts, er scheen aan den loop van het gerimpeld water geen einde te komen, en de dag was vermoeiend en lang. Bij wijlen zeide zij iets, een onverschillig woord om de stilte te breken, maar hare stem was buigingloos en Tamalone antwoordde even kort of met een knik.

Ondanks hare vermoeidheid was zij zoo luidruchtig vroolijk, dat Tamalone zich telkens uit de bukkende houding oprichtte, wanneer haar milde stem in de schemering van het gebladerte hem schertsend iets toeriep.

Het was maar weinig minuten later toen heer Montefeltre met zijn ruiters komende den brigadier toeriep of hij Tamalone had gezien; doch Walid, die juist naderde, antwoordde, dat de man bij den kapitein daarbinnen was.

Reeds vroeg in den ochtend na haar komst liep Rogier met zijn arm om haar schouders het kamp uit, maar zijn verliefde blikken zagen de uitdrukking der oogen van Tamalone en van de soldaten niet, die hem nakeken.

Maar hij hield zijn vreugde in want hij dacht aan Mevena. De brigadier liep hem tegemoet om te zeggen, dat Tamalone niet te vinden was. Mevena, roerloos zittende in de schaduw van den boom, zag hem een breed gebaar maken en haar oogen waren groot open alsof zij vragen wilde wat nieuws hij bracht.

De straten waren stil, er gingen maar weinig flambouwen, toen Tamalone gearmd met een kleinen monnik en met de andere hand zijn pij ophoudende wegens het slik, haastig langs de huizen schreed.

Dan roosterden zij te zamen de kastanjes en Mevena, die lustig werd van het nieuwe leven onder den hemel, sprak gedurig met onverwachte guitigheid, lachte en vertelde van haar meisjesleven, zoodat ten leste Tamalone in zoete verrukking zweeg en luisterde, vergetend dat zij hem niet beminde.

Bij den dageraad begon het land weêr te rijzen, het eerste zomerlicht dartelde met gouden munt door het kalme loover van de boomen, dat licht zoo vertrouwelijk en zóó lief, dat Tamalone zijn armen ophief en riep en lachte van innig gevoelde vreugde.

De oolijke Baldo vedelde 's avonds weêr, de gebroeders zongen hun eenvoudige liedjes en Tamalone deed verhalen uit ouden tijd. Maar Mevena lachte niet meer zooals voorheen, haar gelaat was dikwijls vermoeid en zij scheen altoos te luisteren of zij boven haar kind ook hoorde. En zij werd stiller toen zij niet meer uit kon gaan.