Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 21 juni 2025


Tamalone wist, dat wat hij had ondervonden en wat hij ooit in verbeelding doorleefd had, niet anders verschilde dan dat hij het eerste vreesde duidelijk bewust thans vreesde en het ander beminde; Mevena was slechts een naam die hem bekoorde, haar gelaat zou wel van lieverlede vager worden en uit zijn stille gedachten vergaan was zelfs zijn jonge vroomheid in de dagen van het klooster niet eveneens verleden en voorbij?

Tamalone bracht haar dien brief terwijl zij voor het venstertje zat en toen hij hem voorlas voelde zij een ongekende rust over zich komen, die duurde nadat de lezende stem weer zweeg. Sinds dien morgen was zij altoos vroeg opgestaan om de eerste menschen op de kade te zien komen en bij het prille daglicht weêr verheugd aan den geliefde te denken.

Dat was al tien jaar geleden, maar nog altoos spraken zij 't liefst over oude vrienden thuis en benijdden zij Tamalone, wanneer hij somwijlen op zijn reizen was terug geweest in 't vaderland en hun van welbekende dingen vertelde.

Een der paarden hinnikte helder en luid, van een toren zeer nabij klonk een zware klok. In de straten waren de luiken en deuren der huizen gesloten. Tamalone, die de beide paarden bij de teugels leidde, liep behoedzaam in den donker zoekend en had zijn aandacht op den hobbeligen weg gevestigd. Op eens hoorde hij een snik en een val, Mevena's paard stond stil.

En in zijn onstuimigen angst hoorde hij een vreemd klagend geluidje, hij sprong vooruit, zoodat de takken hem zwiepend sloegen in 't gelaat... Tamalone bleef staan daar was zij met het kind schreiend naast haar op den grond, een paar doode krijgslieden lagen nabij, in de verte klonk verward geschreeuw. De zon scheen zwakjes door de boomen.

Waar is hij heengegaan? Wilt ge mij naar hem toe brengen of als dat niet kan naar een stad niet ver van het leger? De reis zal mij niet vermoeien. Ik zal u niets meer vragen, maar breng mij dicht bij Rogier... o ge weet niet hoe blij ik zal zijn." Even zweeg ze, maar hernam met smeekende liefheid: "Wilt ge dat doen, messer Tamalone?"

Inderdaad was er spoedig beterschap, zoozeer, dat Rogier, schoon mat en krachteloos ontwakend, den volgenden middag zijn bewustzijn terughad. Hij zag Tamalone aan en vroeg: "Wat moet die monnik hier?" "Ik ben geen monnik, messer. Kent gij mij niet? Ik ben Tamalone; aan mij hebt ge uw leven te danken, nietwaar Carlo?

Tamalone, hij was toen omtrent dertig jaren, een luimig man bij feesten en volle kannen , de monnik, die de eerste vroolijkheid had doen opgaan, liep lachend en knikkend door de drukte, er werd gejuicht waar hij ging, en bekers werden geheven. En dien ganschen dag was de klare zomerlucht van zangerige stemmen vervuld.

Twee uren nadat de minnaars in de stad waren teruggekeerd, in den klaren morgen, droegen eenige landlieden ter noorderpoort het lijk van een jonkman in, dat zij met doorgesneden hals hadden gevonden in een boschje tusschen het natte struikgewas. "Ach!" zeide Tamalone, die bij het groepje bukte om te zien wat er was; "het is de jongste zoon van heer Gian Lugina, die uit Bologna komt."

Zeer lang lag Tamalone geknield, aldoor starend naar haar gelaat; hij lag zoo lang tot het kind met betraande wangen in slaap was gevallen en hij eindelijk het brieschen hoorde van een paard; en omziende ontwaarde hij Walid met zijn gelen tulband, het hoofd achterover en een sabel in de hand. Zij zagen elkander een wijle aan.

Woord Van De Dag

verduldige

Anderen Op Zoek