United States or Jersey ? Vote for the TOP Country of the Week !


Was zij daar niet, dan dwaalde zij luimig door de lanen van het park, dan eens alleen, dan eens in gezelschap van juffrouw Bess, tenzij zij te paard, gevolgd door Partridge, de naburige streek doorholde en zij dien trouwen dienaar een taai stuk werk gaf om niet bij zoo'n rit ten achter te blijven.

De kapitein begreep mijn scherts volkomen en antwoordde luimig met het oude Engelsche spreekwoord, dat hij vermoedde dat mijn oogen grooter dan mijn buik waren, want hij merkte niet dat mijn maag heel trekkerig was, al had ik den heelen dag gevast; en in zijn vroolijkheid doorgaande, verklaarde hij dat hij graag honderd pond zou hebben gegeven om mijn kamer in den snavel van den arend, en later in haar val van zoo hoog in zee te zien; wat stellig een verbazingwekkend schouwspel geweest moest zijn, waardig dat de beschrijving ervan naar toekomstige eeuwen werd overgebracht; en de vergelijking met Phaëton lag zoo voor de hand, dat hij het niet laten kon haar te maken, schoon ik de figuur niet erg aardig vond.

Men moet weten voor welken arbeid eene kopij nog dienen kan; of zij huiswerk kan doen, of zij gezond is en hard kan werken, dan wel of zij jong, of zij schoon is en geschikt om te pronken en te verleiden. Op die markt kunt gij ook eene prijscourant der letterkunde opmaken. Luimig goed blijft genoteerd: zeer willig en veel navraag.

Zij waren echter zeer luimig en grillig, nu eens speelsch, dan neerslachtig en apathisch, en soms elkander bijna tot waanzin opzettend, heur haar en sluiers verscheurend, zich zorgeloos op hare harde bedden, de rotsen, werpende, elkaar met woeste haast verjagend, en luid schreeuwend van vreugd of wanhoop.

En toch," vervolgde hij, »als het niet was om zijne wreedheid tegenover het volk, dan zou hij de aardigste leugenaar zijn, dien ik ooit gehoord heb. Dikwijls ben ik meer geneigd om te lachen, dan om boos op hem te zijn. In zekeren zin is hij altijd luimig.

Laten we er nu eens over gaan redeneeren." De heer, door wien Jack aangesproken was, had wel eens over meneer Rustig en diens liefhebberij in het betoogen hooren praten; hij was een luimig man, die veel meer hield van lachen dan van zich boos te maken, en bovendien vond hij het noodig Jack te doen inzien, dat zijn begrippen onder de gegeven omstandigheden niet houdbaar waren.

Hoe, denk je, dat ik door inbeeldingen geregeert worde? dat is al eene aartige zet! Ik. Wy hebben allen onze luimen. Zoudt gy wel geloven, dat ik die ook heb? ô Ik kan zo luimig zyn, dat ik met my zelf wel kyven zou, als ik niemand by my heb. Hy. Wel zo, dat ziet er voor u, Hendrik, niet al te voordelig uit! Ik.

Tamalone, hij was toen omtrent dertig jaren, een luimig man bij feesten en volle kannen , de monnik, die de eerste vroolijkheid had doen opgaan, liep lachend en knikkend door de drukte, er werd gejuicht waar hij ging, en bekers werden geheven. En dien ganschen dag was de klare zomerlucht van zangerige stemmen vervuld.

Daar zij geen wrok blijven behouden en voorzichtigheid hun in groote mate ontbreekt, zoo kennen zij verder kommer noch zorg. Even als de vogels leven zij bij den dag, zich niet bekommerende over het "vanwaar" en "waarheen"; over het gisteren en morgen, zijn zij altijd vroolijk, luimig, lichtzinnig, buitengewoon praatachtig en snoevend.

Luimig als 't spel, als 't weder, als de wereldgeschiedenis, als alles wat òns luimig toeschynt omdat ze dom zyn, beginnertjes maar in de moeielyke studie van 't rerum cognoscere causas! En