Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 21 oktober 2025


Des morgens vroeg zat Mevena nog steeds voor haar venstertje te wachten op Rogier, bij de mannen beneden noemde zij nimmer zijn naam. Tamalone wist wel waar zij altoos in stilte aan dacht, doch het maakte hem niet verdrietig, hij voelde in nederigheid, dat iedere dag al vreugde was en om wat komen zou haalde hij de schouders op.

De dauw begon over den grond te dampen, slechts het geruisch van de bladeren der populieren wilde de fluisterende eenzaamheid niet verlaten en de duisternis duurde langen, langen tijd. Eindelijk verbleekte de lucht weêr, de planeten hadden hun reis volbracht. Tamalone, die roerloos gelegen had, stond op om zijn leden te bewegen en het vuur weder aan te blazen.

Het was een smalle weg door de korenlanden, de zon scheen overal en het felst op de boompjes, waarvan hij door een bocht soms de kruinen al in de verte zag schitteren. Tamalone voelde zich gejaagd.

"Hier is het klooster al," zeide Tamalone toen zij een paar rossige ramen voorbij kwamen. De weg werd moeilijk, zij stegen een steile helling op en ademden zwaar van inspanning. Het was drukkend warm, de regen werd dichter en ritselde in de bladeren van boomen nabij. De monnik bleef staan en riep iets in het fransch, waarop in de duisternis aanstonds antwoord klonk.

"Hij zal me wel vergeven." Even zweeg ze en herhaalde dan: "Ik kan niet meêgaan." Tamalone voelde toen de beroering diep in hem zinken. Mevena was Mevena niet meer, maar een vrouw die van ongeluk stierf. Hij kon niet meer spreken.

Maar Tamalone was frank en tevreden in zijn bandeloos leven en groeide spoedig tot man. Eens ontmoette vader Mahy hem, die zijn bleek gelaat aandachtig beschouwde, dan vriendelijk tot hem sprak en hem medenam naar zijn woning.

Rogier, die haar zag, kwam toeloopen en nam haar in zijn armen, zij snikte hardop toen deed Tamalone zijn oogen even toe, want zijn hart was zoo hevig daar hij wist, dat de soldaten van Montefeltre dadelijk zouden komen om hem weg te voeren en hij haar nimmer meer zou zièn, hij voelde voor 't eerst van zijn leven de pijn van een diepe smart.

In de gaarde stonden rustig de rozelaars en vergaderden de zomerzon om hun rood gebloemte; verder op glansden in blanke menigte de jasmijnen, hun stillere weligheid was als van smachtende minnaars, die hun liefde niet uitspreken kunnen; en achteraan stond eenzaam in de blauwe lucht een beukeboom met zijn uitgestrekte takken vol glimmend loof in roerloozen praal, de monnik Tamalone lag er onder op het gras te slapen.

Een kleine afdeeling voetvolk volgde, temidden waarvan Rogier reed met blinkenden helm en borstplaat van voortreffelijk maaksel; ten laatste de oostersche ruiters, allen in roode en groene buizen en met korte zwaarden omhoog. En achteraan, heel alleen, liep Tamalone de minderbroeder met zijn handen op zijn rug en een deuntje zingend.

Simon, met zijn vuisten in zijn oogen wrijvend, vroeg waar hij geweest was, doch Tamalone antwoordde niet, dronk uit de kruik en zette zich bij het vuur. Hij wist, dat de goede Simon al sedert hun kloosterjaren hem genegen was, dat hij de eenige was die om hem gaf; hij vroeg hem nu nog een oogenblik op te blijven terwijl hij zich warmde en zijn bier dronk.

Woord Van De Dag

vorstengeslachten

Anderen Op Zoek