Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 21 juni 2025
Eens toen hij in donker door de stille buurten doolde, hield een oude vrouw hem staande, jammerend en hem smeekend haar te beschermen voor de schouts, die haar vervolgden. Tamalone, door haar armoedige gestalte en haar klachten ontsteld, vroeg niet wat zij gedaan had, maar nam haar op en liep hard met haar heen, in de verte zag hij de lantarens van de wacht al schommelen.
Den zelfden avond nog klauterden zij stillekens één voor één een venstertje uit en liepen achter elkaar zwijgend door een weiland in de richting der stad, waar de lucht rossig was gelijk de weerschijn van een brand. Tamalone kwam achteraan in de donkere rij van pijen en floot een deuntje dat schriel welluidend klonk in den teederen avond, hij was zoo zorgeloos wat een toeval hem weêr brengen zou.
Tamalone zeide dat hij blijde was in het kamp te zijn, zijn mager gelaat bloosde van opwinding; met een luchtig gebaar stelde hij de krijgslieden gerust, dat hij een voortreffelijk medicijn wist om den kranke te genezen. En tot laat was hij met Carolus bezig om het vuur. Bij toortslicht en terwijl bijna alle soldaten wachtten buiten de tent, werd den kapitein het drankje toegediend.
De waard van de herberg waar hij een bed had gevraagd, kon hem niet zeggen of er een vrouw in het leger was, noch waarheen de stadhouder was getogen. De oostersche soldaten waren echter nog in de stad en zij zouden het zeker weten. En ofschoon het al donker was geworden begaf Tamalone zich aanstonds naar het paleis, waar hij om Walid vroeg.
Carolus stond voor de tent met droog buis en hozen voor den kapitein, die lachte van voldoening. De soldaten kleedden zich weêr en dronken uit hun ketels, er roesde in het nuchter licht een jolig gedruisch onder het nat glimmend groen. De vuren in de andere kampen gaven de lucht een wijden onzekeren gloed, toen een man in steedsche dracht aankwam. Hij bracht een brief van Tamalone.
De hoofdlieden reden achteraan en beiden keken voortdurend naar de twee figuren om, die dicht bij elkander stonden in 't bleeke namiddaglicht. Mevena, rechtop, hield haar eene hand op den schouder van Tamalone, die met de armen gekruist stond. Hun verwonderlijk lange schaduwen, kronkelend over den heuvelgrond, liepen aan het einde inéén in het duister van een struikgewas.
Zij liepen nog hier en daar en Tamalone wees haar hoevele menschen er dien dag hun beste kleederen droegen.
Maar Tamalone kon niet wachten, hij sloeg zijn kap over het hoofd en vervolgde zijn reis, het water droop in een straaltje van zijn gezicht. Hij rustte maar weinig en tegen het einde van zijn vierde dagreis had hij Mevena nog niet gevonden, maar door veel vragen wist hij, dat het kamp niet verre kon zijn.
Omtrent Paasch, op een morgen toen zij haar kind in de wieg had geleid, kwam zij bij Simon en Tamalone aan de voordeur staan. "Simon," zeide ze, "ik ga morgen naar Capraia." De twee vrienden zagen haar verbluft aan. "Alleen met het kind? Het is wel anderhalven dag van hier." "Als Tamalone mij niet brengen kan zal ik alleen gaan, maar ik zal rijden en er eerder zijn."
Maar op eens was er beweging, zij hoorden paardengetrappel en geschreeuw van een man. Eenige ruiters, op marode geweest keerden terug met Tamalone den broeder, dien zij slapend in een boschje hadden gevonden. Hij maakte een groot misbaar van vroolijkheid, zoodat de brigadier plotseling in woede opsprong en in eenen zijn keel stevig vastgreep.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek