Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 21 juni 2025


Na dien eersten keer ging zij dagelijks met Tamalone wandelen, somtijds buiten de muren, doch meestal in de stad door de drukke buurten of de smalle groene straatjes, terwijl zij met lachende gezichten elkaêr vertelden of een liedje voorzongen. Het waren telkens nieuwe morgens met nieuwe vroolijkheid.

Toen Tamalone een knaap was van dertien jaren, bleek en bescheiden, was hij het meest geliefde kind van zijn vader, die hem altoos bij zich verlangde, hem 's morgens medenam naar het hof van den baljuw en hem zijn boek liet dragen. En thuis na het avondeten las hij hem voor, dicht bij hem gezeten.

Zij was ongelukkig en weende veel terwijl zij met Tamalone sprak, zij moest voortdurend denken aan de vreeselijke woorden van haar vader en wist niet hoe zij helpen kon. "Weet zij dan niet van haar broeder?..."

Doch Tamalone sloeg er geen acht op, hij liep slechts te rekenen hoe ver hij van de stad was en of hij haar in den morgen kon bereiken; soms sprak hij plotseling woorden en maakte een gebaar met zijn arm.

De soldaten hadden Tamalone niet gezien en Montefeltre, naar wien hij daarna ging, vertelde hem dat hij den broeder eindelijk hoopte te hangen, die hem al twee keeren was ontsnapt toen hij hem voor diefstal naar de galg had gestuurd; hij was de slimste bedrieger van het gansche land, hoewel hij fraaie manieren had, die behaagden; er waren ook vele edelen, die konden getuigen, dat hij alle de misdaden van den duivel bedreven had, maar hij zou ditmaal niet ontkomen.

"Gij ziet er bleek uit, broeder; gij moest liever werken dan van 't eene klooster naar 't ander gaan en gedurig bidden." Tamalone glimlachte. De woorden echter hielden hem dien nacht lang uit den slaap, hij twijfelde of het noodig zou wezen een middel te zoeken tegen de onrust, die al heviger roerde.

Toen liep hij eenige passen terug en lei zich weêr neêr om te slapen. Des morgens opende hij zijn oogen en ontwaarde schier naast hem Mevena in zittende houding, alsof ook zij juist was ontwaakt. Haar gelaat, dat zeer bleek was, glimlachte. "Wij zijn laat," zeide ze. Tamalone bloosde en stond bedremmeld op. In blakende zonnewarmte reden zij zwijgend naast elkander den derden dag.

Rogier echter twijfelde of het waar was wat hij hoorde en vroeg den ridder te wachten en te onderzoeken of zijn vriend dezelfde Tamalone was. Doch Montefeltre draaide slechts zijn groote snorren op en zag hem zoo beleedigend aan, dat hij toornig werd en op den grond stampend zwoer het te zullen wreken zoo zijn vriend eenig letsel werd aangedaan.

Zij schrok en lachte, met de hand op haar borst, Simon en Josse verwelkoomden met handdrukken en luidruchtigheid. Er werd een stoel gehaald, en pasteien en bier, en Tamalone moest dadelijk verhalen hoe hij gevlucht was en waar hij gescholen had.

De gestalte daalde en werd kleiner onder het duister der boomen, wier rustige bladeren hier en daar een weêrschijn vingen van 't laatste gele licht dat aan den hemel blonk. De monnik keek haar roerloos na. De tijd scheen voort te gaan, de schemer vergaderde zich al donkerder onder het gebladerte, en nog stond Tamalone in verbijstering te staren naar waar zij in de verre schaduwen heen was gegaan.

Woord Van De Dag

buitendam

Anderen Op Zoek