United States or Madagascar ? Vote for the TOP Country of the Week !


Jaarlijks, op vaste dagen, trokken de kinderen uit de omstreken van Domrémy in optocht naar het zoogenaamde »bois chesnu«. Dit was een bosch van statige eiken, gelegen op een heuvel op een kleine mijl afstands van het dorp. Aan den zoom stond bij een beek een beukeboom, de schoone Mei genaamd.

De Indianen ontvingen hem met sombere gezichten, maar daar bekommerde hij zich niet om; hij trad regelrecht op den hoofdman aan, klopte hem op den schouder, en vroeg: "Wel, oude kameraad! wie heeft overwonnen?" "Hij die de voorwaarden vervuld heeft," antwoordde de Roodhuid barsch. "Dat ben ik." "Gij?" "Ja, ik ben immers aan den beukeboom geweest?" "Dat heb ik gezien."

"Ik weet waarachtig niet wat 't ergste is. 'k Ben en nage." "Kijk! daar loopt een eekhoorn." "Waar?" "Over den weg dáár! dáár! hij gaat tegen den dikken beukeboom op 't is heusch of het diertje 't meer op zijn gemak doet dan anders." "'t Zal het ook warm hebben."

"Het is een list, en die hebt gij hem zelf vergund." "Oef, oef! Ja." En oef, oef! riepen ook de andere Roodhuiden, toen de hoofdman hun de woorden van Old Shatterhand vertolkte. Hun gelach verstomde, en hun spanning verdubbelde, vertienvoudigde zich. Zeer spoedig had het Hert den beukeboom bereikt. Hij moest daar driemaal omheen.

Maar hij werd zoo boos, omdat de vos hem voor den gek hield, dat hij er niet aan dacht om bang te worden. Hij pakte den staart nog steviger vast, steunde tegen den wortel van een beukeboom, en rukte met alle macht. Smirre werd er zoo door verrast, dat hij zich een paar stappen achteruit liet trekken, en de wilde gans kwam vrij. Ze fladderde met moeite omhoog.

Des te grooter was de blijdschap der blanken, en vooral van den dikken Jemmy, toen zij de krijgslist van hun kameraad zoo goed zagen gelukken. Deze maakte rechtsomkeert, zoodra het Springende Hert hem voorbij was gestevend, en snelde op den beukeboom aan. Daar aangekomen, liep hij er drie-, vier-, vijf maal omheen, en nam toen zoo hard als hij maar loopen kon den terugtocht aan.

Zijn gedachten hielpen hem niet verder, dan tot de verklaring, dat hij den hoofdman verkeerd verstaan moest hebben, en dat niet de beukeboom, maar de pijnboom, de helft van den af te leggen wedloop was. De kleine was intusschen reeds verder, veel verder gekomen; het was dus geen zaak zich nog lang te bedenken of lang te aarzelen, want.... het leven was er immers mee gemoeid!

In de gaarde stonden rustig de rozelaars en vergaderden de zomerzon om hun rood gebloemte; verder op glansden in blanke menigte de jasmijnen, hun stillere weligheid was als van smachtende minnaars, die hun liefde niet uitspreken kunnen; en achteraan stond eenzaam in de blauwe lucht een beukeboom met zijn uitgestrekte takken vol glimmend loof in roerloozen praal, de monnik Tamalone lag er onder op het gras te slapen.

Krachtig slaat de vink in den beukeboom; vroolijk wiegt zich het roodborstje in de twijgen van het vlierbosch in den tuin. Vol en prachtig staan de rozen in het bed te bloeien, en schitterend vereenigen verbena's en geraniums haar kleuren tot een heerlijk schoonen krans.

De Indianen begonnen rumoerig te worden; zij lieten eenige uitroepen van hoon, van bespotting hooren; zij lachten, en dachten werkelijk, dat zij daartoe alle reden hadden. De oorzaak was het volgende: De beukeboom, uit de legerplaats gezien, stond in een regelrechte richting midden in de prairie, hoogstens op een afstand van drie duizend voet.