Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 28 juli 2025
Allemaal visschers woonden op onze rij en naast ons woonde Arie van Dobben en Elsje, die nog met ons hadden schoolgegaan. En die hadden zoo'n klein meiske Marijtje, jonger dan onze jongen en die twee speelden altijd samen. Zoo lief, 't was een aardigheid. Het was ook in 't voorjaar en bar weer; al een paar dagen en nachten. Een storm! Die zee ging te keer.
"Twee Krelis-oom, twee; ik heb ze zoolang bij Sijmen neergeleid." "Nou," merkt de vrouw aan, "ik denk dat Arie der al menig ientje 'hikt het." "Ik wou ze wel rais bij mekaar zien," zegt de jager. Jagers hebben altijd het heimwee naar een dal Josaphats van het door hen geschoten wild. "Zie je der hier nogal?" vraagt hij verder.
De burgemeester maakte van zijne bevindingen proces-verbaal op, en ging heen, het arme gezin in de grootste verslagenheid achterlatende. Nu werd eene huiszoeking gedaan ten huize van den koster, den oom van Arie de Zwaan. Doch hoe zorgvuldig het geheele huis ook werd doorzocht, er werd niets verdachts gevonden.
Het was dezelfde officier, dien wij op het slagveld van Krugersdorp hebben ontmoet in gesprek met Reinard Jansen: Arie, Lena's broeder. Er verliepen slechts weinige oogenblikken, toen hij, tusschen Marling en Lena in, die den kleinen Albert op haar arm droeg, op de hooge blauwzerken stoep verscheen.
Maar wij weten niet wat er zoo allemaal gebeurt. Daar heb je het geval nog pas-geleden in Kesteren. Dat is verleden week gebeurd en het werd ons verteld door de familie van de menschen. Daar waren nu Woensdag vóór acht dagen des avonds negentien menschen bij elkaar; ik kan den naam je noemen, bij een kleinen landbouwer Arie de Weert.
"Loawwe êfkes rusten," zei Arie Wessels, toen hij, door Joapik ondersteund, tot aan het groote ijzeren hek der buitenplaats van zijn pachtheer gekomen was, en hem het zweet op het aangezicht stond: "Zie zoo," hernam hij, na eenige oogenblikken rustens: "nou met Gods hulp moar weer veuruut!" De oude Wessels werd aangediend, en in het kantoor gelaten.
Dit gesprek werd tusschen Arie Wessels en zijn kleinzoon Frerik gehouden, in den avond vóór den dag dat de ruim achttienjarige jongeling loten moest. Frerik en Bart hadden hun ouders voor bijna twee jaren verloren en woonden nu met hun grootvader op een gepacht tabaksplaatsje, waarvan Frerik, onder het opzicht des ouden mans, grootendeels de bestiering had.
Hij noch zijne vrouw waren thuis, doch dat was geen bezwaar, daar zijn neef ons het verlangde kon geven. Die neef was een zusterskind van den koster. Hij heette Arie de Zwaan. Daar hij vroeg zijne ouders had verloren, was hij als klein kind bij den koster en diens vrouw in huis gekomen, welke brave menschen hem geheel als hun eigen zoon beschouwden. Zelf hadden zij geen kinderen.
Of is er misschien iemand anders nog laat in het kantoor geweest?» »De postlooper komt hier nooit binnen, dan in heel enkele gevallen. Gisteren is hij niet verder geweest dan de deur. En bezoek heb ik niet gehad dan alleen van Arie de Zwaan, den neef van den koster, die hier alle avonden komt vragen, hoe laat het is.
»Ik weet ze wel te hangen, Arie. Mag ik ze zelf even halen, dan behoef je er in het geheel geen moeite voor te doen,» hield ik vol. »Ja, vooruit maar, en maak dat je wegkomt!» klonk het barsch terug. Dat liet ik mij geen tweemaal zeggen en weldra waren wij mèt de sleutels vertrokken. »Hè hè, dat kostte moeite!» zeide Jan. »Hij was weer in eene booze bui. Ik was bang van hem.»
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek