Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 28 oktober 2025
„Bedaar Arie, blijf in je pothuis!” roept een stem van boven tot Pietersen, die halverwege zichtbaar is geworden en schier luid de woorden souffleert: „nu is het uit met mij; uit, gedaan!”
Arie leidde den burgemeester zelf overal rond en eigenhandig opende hij alle laden en kasten, om het onderzoek gemakkelijker te maken, waarbij voortdurend een eigenaardig lachje zijn gelaat ontsierde, hetgeen den burgemeester niet ontging en hem onaangenaam stemde. »Wat een schurkengezicht heeft hij toch!» dacht hij bij zichzelven, maar hij wachtte zich wel, die gedachte onder woorden te brengen.
Haar leeraar aldus zelf twijfelend aan datgene wat voor haar zoo vast stond als de kerktoren: de onovertrefbaarheid van zijne preeken dit was de bescheidenheid wat al te ver gedreven. »Foei neen!" riep zij: »zóó mag dominee niet spreken! Maar ik zie het wel: dominee haalt zich van avond allerlei muizenissen in het hoofd! Kom! die mooie vertooning bij Arie Harmsen is begonnen.
Maar toen zij de eerste regels gelezen had, steeg haar het bloed naar het hoofd. »Wel goddeloos!" riep zij, de armen over hare maagstreek kruisende: »Wie had er nu zoo iets van Arie Harmsen kunnen denken!
"Had je 'm dan 'speurd in 't slik an den dam?" "Ook niet!" herneemt de jager met groote wijsheid; "maar daar was daareven ommers een voedster opëgaan." "Was dat een voedster, Arie, die je misschoot?" "Misschoot?" vraagt de jager met verontwaardiging. "Hij had hagel genoeg. Je zelt 'em morgen wel vinden...." De Leidsche Peuëraar.
Die namen zijn reeds, als goed nederlandsche, verklaard op bl. 37, 138 en 439. En Aries is eenvoudig een patronymikon van den in Holland vooral algemeen-gebruikeliken mansvóórnaam Arie, eene verkorting van Ariaan, dat weer eene verbastering is van den vollen oud-romeinschen naam Hadrianus.
Toen wij voorbij de kosterswoning kwamen, zagen wij, hoe Arie de Zwaan, die zeker den burgemeester en den veldwachter voorbij en in den toren had zien gaan, onrustig voor het huis heen en weer liep. Zoodra hij ons zag, vroeg hij: »Wat is er in den toren te doen, jongens?» »Daar heb je den dief, geloof dat gerust,» fluisterde Bob ons toe. »Wat ziet hij bleek!»
Was het de rust, die de goede Arie nu genoot, daar hij in den laatsten tijd niet het geringste had meegewerkt; was het dat zijn dikwerf ontrouw geheugen, hem het verdriet over het slechte gedrag van zijn jongsten kleinzoon benam; of wel, dat de grijsaard, dewijl er reeds drie maanden na Freriks vertrek waren verloopen, den beminden jongen als met iederen dag te huis verwachtte zéker is het, dat hij een weinig scheen te herleven; en het langer dan in den beginne, en ook meer geregeld buiten zitten bewees, dat de levensgeesten weer eenigermate waren opgewekt.
»Ook niet!» klonk het kortaf terug. »Ga maar gerust heen, jongen, want van mij krijg-je de sleutels niet. Ik wil daarvan de verantwoording niet op mij nemen.» »Maar je weet toch wel, dat ik elken Zaterdag in de kerk kom spelen, en dat ik daartoe vergunning heb van de kerkvoogden? Waarom mag ik dan nu niet?» Geen antwoord volgde. Arie draaide zijn hoofd van ons af en sloot de oogen weer.
"Wat God duut, is welgedoan!" sprak Arie toen hij in zijn woning terugkwam, maar, bedremmeld bleef hij staan, en ook de jongelieden zagen vreemd op, toen zij bij hun binnentreden den baron Van Sommer, met den jonker in de woonkamer ontdekten. Vreemd zagen zij op, de drie brave menschen. Wessels begreep niet, wat hij van dit bezuuk most denken.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek