United States or Puerto Rico ? Vote for the TOP Country of the Week !


Als de maan donker is, gaat de Peuënaar tegen het vallen van den nacht uit, met een lantaarn onder den arm, en zijn korten peurstok, waarvan de bovenbeschrevene wormentroetel af moet hangen, in de hand, de blauwe slaapmuts op 't hoofd, de duffelsche jas aan, klompen aan de voeten, een "paip in zen hoofd". In zijn zak berust een groote flesch jenever, en in zijn tabaksdoos bewaart hij een briefje, waarin de commissaris der Politie van Leiden getuigt dat de daarin genoemde Peuëraar geen schelm is, en misschien wel geen hout kapen zal, al komt hij met zijn schuitje wat dicht onder een zaagmolen.

Zoo wandelt hij naar het een of ander kroegje, waar hij volgens afspraak een anderen Peuëraar vindt en, na nog gauw "voor drie cintjes" genomen te hebben, begeven zich de collega's naar hun gemeenschappelijk schuitje, een klein platboomd vaartuigje, dat zij met riemen en een gerafeld stuk doek, onder den geüsurpeerden titel van zeil aan een stok opgestoken, in beweging brengen.

Straks zult gij hem van dezen pierenguirlande een soort van kwast zien maken, niet ongelijk aan het uiteinde van een bloedkoralen bayadère. Met deze wormenfranje wordt gevischt; dat heet peuren; en deze zonderlinge passementmaker heet de Peuëraar! "Horrible, horrible, most horrible!" Zieje wel; je kent alle dingen tweileidig opvatten."

De Veerschipper. 320 De Schippersknecht. 323 De Barbier. 326 De Huurkoetsier. 329 Het Noordbrabantsche Meisje. 332 De Limburgsche Voerman. 335 De Markensche Visscher. 338 De Jager en de Polsdrager. 341 De Leidsche Peuëraar. 344 De Noordhollandsche Boerin. 347 De Noordhollandsche Boer. 350

"Ik zie een vrouw met de haren door de muts, die kleine ronde koekjes bakt." Best; van water en meel en een beetje olie. Het is voor de lui, voor wie een oortjesbroodje te duur is opeens. Het is de vrouw van den Leidschen Peuëraar. Ziet gij haar man niet? "Yes, die fellow met een slaapmuts op, in een duffelsche jas?" Dezelfde. Het is de Leidsche Peuëraar in eigen persoon.

"Had je 'm dan 'speurd in 't slik an den dam?" "Ook niet!" herneemt de jager met groote wijsheid; "maar daar was daareven ommers een voedster opëgaan." "Was dat een voedster, Arie, die je misschoot?" "Misschoot?" vraagt de jager met verontwaardiging. "Hij had hagel genoeg. Je zelt 'em morgen wel vinden...." De Leidsche Peuëraar.