Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 27 juni 2025


Die welke van plaatsnamen uit de noordelike gewesten van ons land geformd zijn, komen niet zoo veelvuldig voor als die welke samengesteld zijn met plaatsnamen uit de middelste gedeelten van Nederland. Velen vooral zijn ontleend aan de talryke noordbrabantsche plaatsnamen.

Zie nog De Cock en Teirlinck, Kinderspel en Kinderlust VII, bl. 78; De Cock, Spreekwoorden en Zegswijzen afkomstig van oude gebruiken en volkszeden, bl. 131; J. F. Willems, in het Belgisch Museum 1843, VII; Pol de Mont, in het Nederl. Museum 1888, I, bl. 181; Loquela 1886, bl. 25; Noordbrabantsche Volksalm. 1843, bl. 55; Ter Gouw, Volksvermaken, bl. 205.

"Daar hei je der één van," zegt Gerrit, "maar laat me na kooi kruipen, zonder dat ik me met iets meer heb te bemoeien." Het Noordbrabantsche Meisje. Op een mooien Augustusvoormiddag des jaars 1839, betraden twee jonge menschen den vermoeienden, maar schoonen zandweg tusschen Terheide en Oosterhout.

Het geven van een ring is een gebruik, dat van de Romeinen tot ons gekomen is; en evenals de ring te Rome eertijds het koopkontrakt bevestigde, zoo verving in onze landen de ring het huwelijksgeld of handgeld, dat met den handslag de verloving voltrok. Over de trouwpenningen zie De Roever, Van Vrijen en Trouwen, bl. 113 vlg.; Aug. Sassen, Noordbrabantsche Volksalm. 1889, bl. 61.

Gij zijt niet waardig haar aangezicht te aanschouwen. Keetje, het fijnst, het netst besneden bekje van alle Noordbrabantsche meisjes, die ik onder eenigen stand gezien heb. Keetje, met het rankste figuur, de liefste voetjes, de kleinste handjes, met kuiltjes op iederen vinger; dat blanke gezichtje, die groote blauwe oogen, met dien doordringenden opslag!

Die bestaat in eene kleine boerderij in 't Noordbrabantsche, waar ik de rente van trek en waar ik mij dacht te retireeren als de freule eens.... ik durfde niet meer zeggen: kwam te trouwen; ik zei dus: als de freule mij niet meer gebruiken kan." "En kunt ge daar dan goed leven kapitein?"

De namen Van Tilborgh echter, Van Biervliet en Van Yzendijk mogen hier eigenlik niet gelden. Immers de noordbrabantsche stad Tilburg en de stadjes Biervliet en Yzendijk in Zeeusch-Vlaanderen, behooren slechts in staatkundigen, geenszins in geschiedkundigen en volkenkundigen zin tot Noord-Nederland.

Over de kabouters weet o.a. de Noordbrabantsche Volksalmanak 1870, bl. 253 vlg. te verhalen, hoe een boer uit Duizel, die den heelen dag in de hei turf had gestoken, in het schemeruur met zijn "spaai" op den rug over den Eerselschen dijk huiswaarts keerende, eenige schreden voor zich uit een knaapje zag voortdrentelen, dat hem, wonder genoeg, niet ouder leek dan enkele maanden.

Had Erasmus dit alles van het begin af geweten, hij zou, toen een zijner zeeuwsche of noordbrabantsche vrienden gouverneur van prinses Anna's zoontje geworden was en in brieven naar Parijs hem een- en andermaal den lof der moeder en van den knaap gezongen had, zich niet verblijd hebben met eene doode musch. Deze hersenschim was de laatste groote teleurstelling zijner jeugd.

De Veerschipper. 320 De Schippersknecht. 323 De Barbier. 326 De Huurkoetsier. 329 Het Noordbrabantsche Meisje. 332 De Limburgsche Voerman. 335 De Markensche Visscher. 338 De Jager en de Polsdrager. 341 De Leidsche Peuëraar. 344 De Noordhollandsche Boerin. 347 De Noordhollandsche Boer. 350

Woord Van De Dag

innewaerts

Anderen Op Zoek