United States or India ? Vote for the TOP Country of the Week !


Dit beeld hier opgericht tot een gedachtenis Wat in het Purmer-meyr voorheen gevangen is. Anno 1403. Vgl. Soeterboom, Soetstemmende Zwaane van Waterland. Bekende sagen, door Prudens van Duyse medegedeeld. Algemeen bekende overlevering, reeds door Wolf behandeld, ook door Welters, Limburgsche Legenden. Ik hoop, dat de vorm, waarin ik ze hoorde, door velen op prijs gesteld zal worden.

Zij belasten zich met de toebereidselen tot de ter aarde bestelling, dragen het lijk, delven den kuil, verrichten de begrafenis. Hoe treffend is niet de Limburgsche gewoonte, waarvolgens de buurmeisjes kransjes vlechten voor de overleden kinderen en ongehuwden, en in den lijkstoet palmtakken dragen, die dan gestoken worden op het graf.

't is mijn droomende geboortegrond, Gelderland, het sprookjes-vertellende, Utrecht, het oude, Holland het werkelijke, Zeeland, het wijsgeerige en liefdevolle, Brabant, het fantaseerende, en Limburg ... er is maar één Limburg: welke sagen! Ik ken 't machtig Limburgsche volk uit zijn verhalen. Het moet een volk zijn met vele kunstenaars. Alle vrees is mij verre.

In Limburgsche kloosters bloeien mystieke rozen. Ietwat neiging tot chauvinisne en opvliegende woede ontsieren dezen schoonen aanleg. Kortom tegenover de perseveratie of secundaire functie der Hollanders, wordt het temperament der Limburgers heel en al gedomineerd door de primaire functie: d.w.z. den oogenblikkelijken indruk.

Ingenluyff is: in den luif of luifel, zoo als oudtijds aan de gevels der huizen aangebracht was. De limburgsche form luif, in plaats van den hollandschen form luifel, die eigenlik een verkleinform is, is ook eigen aan de friesche taal.

Zijn de jonge lieden bij de oude lui ingetrouwd, dan worden door deze voorwaarden gesteld; vooral de Drentsche boer staat niet graag zijn hoeve af, gedachtig aan het spreekwoord: "Men moet zich niet uitkleeden, voor men naar bed gaat." Dat dit introuwen niet altijd in peis en vree verloopt, getuigt het Limburgsche spreekwoord, dat "de bliksem en de introuw nog niet beschreven zijn."

Die kunne, as 't nat is, toch ginnen weg. A. Jao, jao, genog; mar 't is vur hullie èrig, omdas z' in de zak zulle mötte. Mar as ze der wiele mar is hebbe, dan zulle ze der wel over kontent zen. B. 't Kan gebeure; mar ik mot het earst zien, vur ik 'et geloaf. Zoo komen wij ten slotte tot de Limburgsche dialekten.

Een ieder weet, dat de aartsengel Gabriël de steden en de dorpen van Limburg heeft gebouwd; maar dat Montfort zoo ordeloos ligt, de huizen zoo hotsedebotsescheef door elkaar, is de schuld van den veelnamigen Satanas, die het niet prettig vond, dat het de Limburgsche menschen zoo gemakkelijk werd gemaakt. Limburg dan was eindelijk gereed, op de steden en dorpen na.

In RUYSBROECK'S verhouding tot de Duitsche mystiek kunnen wij hier niet dieper treden; wij moeten dat uitstellen, totdat wij hem zelven en zijn werk gaan beschouwen. Eerst hebben wij nog te spreken over andere mystieke geschriften. Ik heb hier het oog vooral op de zoogenaamde Limburgsche Sermoenen waarin zich de invloed der Duitsche mystiek op de Nederlandsche vertoont.

Juist tegenovergesteld aan deze byvoeging eener overtollige t, laat men in de limburgsche gouen, en ook elders wel, de t achterwege als deze letter een woord sluit. B. v. ach, in plaats van acht, is algemeen limburgsche uitspraak. Ook deze eigenaardigheid vinden wy in sommige geslachtsnamen te rug.